29
Zeeland zal voeren (art. 1), dat bij provisie alles mag doen,
wat noodig is, zonder prejuditie van ieders recht (art. 39),
maar geene nieuwigheden mag invoerennoch belastingen op
leggen zonder bewilliging van de Generale Staten van Zeeland
(art. 2); in het lichaam dier Staten nemen de steden Veere
en Vlissingen de plaatsen van den bisschop en van den heer
van Veere in (art. 38).
Van de oude Staten van Zeeland werden dus de beide
eerste leden uitgeschakeld, en daar van het lid der steden
Goes, Reimerswaal en Tholen aan den kant des konings
stondenwerden de Staten in dezen eersten tijd der troebelen
gevormd door de gedeputeerden der steden Middelburg, Zie-
rikzee, Veere en Vlissingen. De geschiedenis van het ge
westelijk bestuur van Zeeland is nu de geschiedenis van de
verhouding tusschen deze gedeputeerden en het door den Prins
ingestelde college van Gouverneurs en Raden.
Allereerst moet opgemerkt wordendat art. 1 onduidelijk
is, in zooverre men er ten onrechte uit zal lezen, dat Van
der Zickele uit Zierikzee, en Werckendet uit Vlissingen
kwam; het omgekeerde is waar. Verder is het in één opzicht
niet nagekomenhet zevende lid is n.l. niet uit Holland
maar uit Middelburg genomen Adriaan Jacobsz. de Jonghe.
Voor het overige geeft het duidelijk de bedoeling weer, dat
het college de grootste macht in Zeeland hebben zoudat het
geene belastingen mocht opleggenwas geheel overeenkomstig
het rechtsgevoel dier dagenwaardoor ook de stedelijke gou
verneurs in 1572 en 1573 bij alle vrijheid in overige zaken
gedwongen geweest waren voor het heffen van omslagen de
toestemming der raden te winnen.
Het is opmerkelijkhoe snel het gezag van de gedepu
teerden der steden, dat op hun bewilligingsrecht steunde, is
toegenomen. Zeker tegen de bedoeling van den Prins. Eene
handeld. De geschiedenis van de werkzaamheid van het Hof van Holland in
Zeeland in dezen tijd verdient een nader onderzoek.