JAARVERSLAS OVER 1911/12, IN DE ALGEMEENE VERGADERING VAN 3 APRIL 1912 UITGEBRACHT DOOR DEN SECRETARIS VAN HET GENOOTSCHAP Mr. W. POLMAN KRUSEMAN. Geachte Toehoorders Het is mij eene aangename voldoeningdat het mij ook ditmaal gegeven is U de geschiedenis van ons genootschap in het afgeloopen jaar in herinnering te mogen brengen. Bij het voortschrijden van de jaren denkt men onwillekeurig bij dergelijke mijlpalen wel eens, dat het zoowel voor U als voor mij de laatste keer kaneens onvermijdelijk en dan gewoonlijk ongedacht zhl zijn. Eene dergelijke her innering op een avond als dezen moge U niet ontstemmen het zou dwaas zijn er de oogen voor te sluiten, al vermeidt men zich niet, als Bilderdijk, in het slaken van graftoonen en al is men met De Génestet van oordeel, dat niet de gedachte aan stervenmaar de drang tot werken ons leven beheerschen moet. Overigens liggen de gebeurtenissen van het pas afge loopen jaar ons nog zoo versch in het geheugen, dat wij haast geene behoefte gevoelenom ons alles te verlevendigenmaar een wijs voorschrift onzer wet, dat rekening houdt met de verre toekomstwanneer dit heden een lang verleden zal zijn dwingt mij er Uwe aandacht voor te vragen. En mij dunkt, dat ik daarmede ditmaal niet te veel, zeker niets onaangenaams Archief 1912. a

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1912 | | pagina 9