76
deren kwamen groote garnizoenen te liggendie wel is waar voor
de ingezetenen den last der inkwartiering medebrachtenmaar
aan den anderen kant evenzeer vertier en gezelligheid verspreidden
en de illusie van een wel niet heel gevaarlijkenmaar toch prik
kelenden oorlogstoestand gaande hielden. Toen de 24 artikelen
in 1839 door onze Begeering eindelijk aanvaard waren, hoorde
men in Zeeland geene juichtonen, maar wel eene verzuchting
over de ongewenschte openstelling van de grens voor Belgische
werkkrachten en voortbrengselen. Voor sommige officieren van de
mobiele schutterij was de terugkeer in het burgerlijke leven eene
ware ramp; zij verloren daarmede hun bestaan, daar hunne plaats
in de Maatschappij inmiddels door anderen was ingenomen. Men
heeft wel eens, zij het dan ook niet zonder eenige overdrijving,
beweerd, dat de Belgische revolutie nog de meeste slachtoffers ge
maakt heeft in den vorm van gesjeesde studenten en mislukte carrières.
Het was wellicht onder den invloed van de lauweren van den
pas verworven vrede, misschien ook omdat het jaar 1839 naar
het in Zeeland heerschende gebruik een zilveren „kroonjaar" was
van het herstel onzer onafhankelijkheid in 1814, dat Gedepu
teerde Staten van dit gewest in hun verslag over eerstgenoemd
jaar in afwijking van alle verzuchtingen in vorige en latere
jaren het volgende loflied zongen„Wij zouden ondankbaar zijn,
indien wij niet volmondig erkendendat dit tafereel 1) als 't ware
een tegenhanger is van onzen tegenwoordigen toestand, immers
is de verwarring in de administratiën door orde vervangen; de
achterlijke geldmiddelen van gemeenten en instellingen van lief
dadigheid niet alleen geheel vereffend, maar reeds is een groot
gedeelte der in vroegere tijden gemaakte schulden afbetaald; de
toestand van alle polders ten hoogste bevredigend, derzelver
werken verbeterd en in eenen vroegeren nooit gekenden staat
gebragt; de verlamde havens der steden, waar zulks mogelijk
was, met opoffering van aanzienlijke sommen door nieuwe ver
vangen, die van onderscheidene kleinere steden en gemeenten ver
beterd; de opvoeding der jeugd tot een trap van uitbreiding en
volmaaktheid gebragt, welke de bewondering van Europa naar
1) I)it doelt op de op bl. 48 vermelde toespraak van den gouverneur van Zeeland.