13
dat een interessant jaar is in de geschiedenis van onzen dijk en
dat ook weder het bewijs levert van de behoudzucht der Zeeuwen
in vroegere tijdenmaar van een conservatismedat lof verdient.
In het begin van 1632 werden door het waterschapsbestuur
verschillende deskundigen uitgenoodigd advies te geven naar aan
leiding van den treurigen en gevaarlijken toestandwaarin toen
de verdedigingswerken te Westkapelle verkeerden. Ik zal U
het eerste dezer adviezen van een vijftal Zeeuwsche deskundigen
buiten Walcheren geheel voorlezen, omdat het een aardigeu
kijk geeft op de opvattingen van de waterbouwkundigen van die
dagen, en tevens een beeld van den dijk in de eerste helft der
17e eeuw.
liet advies is gedateerd 11 Maart 1632 en onderteekend door
Christiaan de Vager, opperdijekgraeff van den lande van
Schouwen, David van der Nisse, dijekgraeff van de Breewate-
ring, M. Fransen van Scherpenisse, J. Oortsen van Ovesant
en I\ Bot van Noord-Beveland. Het luidt als volgt:
„Aghtbaere, wyse ende seer voorsienige
Heeren.
tHeeft UwelEdel Aghtbaerheden gelieft ons respective te besgryven
ende versoucken tot de visitatie van den Westkapelschen dijck,
om naer genomen inspectie te werden geadviseert, op wat fatsoen
en hoe men best met den minste cost den voorsz. miserabelen
ende op veel plaatsen geheel verloopen dijck met zin gevolg
zal restaureerenom alsoo tlant van Walcheren te stellen buyten
peryckel ende gevaer van inundatie. Oversulx dient dese voor
ons advijs, dat alhier in consideratie commen twee principale
pointen van grooten gewigte en aenmerkinge, eerst of men den
miserabelen ende op veel plaetsen verloopen dijck van Westkapelle
wederom sal restaureeren ende ter volder aerde brengen, versien
met zijn hekeltuynen, steen ende rijs, als voor desen zijn geweest,
dan of men deselvigen sal abandonneeren ende te buyten doen
procedeerende tot een inlage ende het maecken van een nieuwen
dijck.
Op het eerste point is ons advijs, dat het groot verloop van
den Westkapelschen dijck is veroorsaeckt eensdeels van de groote