27
En zegt de Man: „Ts dan liet vervoeren van eenen poklijder
vraag ik mij af, niet ruim zoo gevaarlijk, als dat van een vaatje
kruid P'
Hij schreef dit in 1855, en eerst bij de nieuwe wet op de
besmettelijke ziekten van 1872 zouden zijn klachten worden
verhoord.
Over de ziekenhuizen schrijft hij het volgende:
„Een tweede punt, waarop ik de vrijheid neem de aandacht
mijner lezers te vestigen, is het gebrekkige in de inrigting onzer
tegenwoordige Gasthuizen en Hospitalen, in betrekking beschouwd
tot contagieuze ziekten, liet Gasthuis te dezer stede gaat aan
vele gebreken mank; de stadsgeneesheeren hebben reeds voor lang
hierover geklaagd; hunne klagten zijn door bevoegde Collegiën
gesouteneerd, en het gevolg van een en ander zal waarschijnlijk
wezen, dat men tot den opbouw van een nieuw doelmatig ge
sticht besluiten zal. Maar het gebrek, waarop ik thans doel,
ontmoet men zelfs in nieuwe en beroemde gebouwenhet is het
gemis aan een goed geisoleerde localiteit om gevaarlijke lijders
gansch en al af te zonderenen door een personeel te laten ver
plegen dat geheel buiten aanraking met anderen blijft."
Ik geloof dat we niet te ver gaan, indien we aannemen dat
deze publicatie van den door geheel Zeeland beroemden bedwinger
der Arnemuidsche epidemie, niet nagelaten zal hebben, èn wat
den gang der infectie betreft èn wat de raadgevingen daartegen
aangaat, diepen indruk te maken en van overwegenden invloed
zal zijn geweest op de bouwplannen voor het tegenwoordige
Gasthuis, dat tien jaar later verrees.
Naar ik hoop, is het mij gelukt, met deze voorbeelden, U
met mij de overtuiging te doen deel endat de Man op het ge
bied der Volksgezondheid zeer belangrijk en blijvend werk heeft
verricht.
Gekomen aan het einde mijner vogelvluehtige beschouwingen,
kan ik me voorstellen dat 1 zegt: is dat nu de beschrijving
van een wetenschappelijk leven7 De wetenschap is er wel, maar
waar is het leven? En waarlijk, het is wel zeer merkwaardig,
dat iemand zooveel goed en wetenschappelijk werk kan verrichten,