XVI
Nieuwe betrekkingen tot wederzijdsche ruiling van boek
werken werden er niet aangeknoopt. Daarentegen beloofde liet
bestuur van liet Zeeuwsch Genootschap zijne medewerking te
zullen verleenen aan bet tijdschrift De Nederlandsche Musea
dat ten doel heeft aan de verzamelingen van de Nederlandsche
Musea meer bekendheid te geven.
Met het Leidsche collegium illustre cui symbolum „Non sordent
in Undis" wisselde het bestuur ter gelegenheid van het honderd
jarig bestaan dier vereeniging op 3 December 1915 telegrammen
van gelukwensch en dankbetuiging. Zooals U bekend is, voert
het Zeeuwsch Genootschap onder zijn embleende zeven vrije
kunsten op eene rots in zee, dezelfde kernspreuk.
Er rest mij nog te spreken over de wetsverandering,
welke op 30 Augustus 1915 haar beslag gekregen heeft.
Art. 38 der wet luidde tot dusver:
„Het bestuur bestaat uit een voorzitter, drie leden, een secre
taris en een thesaurier.
„Zij worden door de algemeene vergadering benoemd, waartoe
een dubbeltal door het uitvoerend bestuur wordt aanbevolen.
„De voorzitter wordt voor den tijd van vijf jaren gekozen en
is na zijne aftreding niet dadelijk herkiesbaar.
„De secretaris en de thesaurier treden af om de vijf jaren,
doch zijn weder herkiesbaar.
„Van de drie andere leden van het bestuur treedt er jaarlijks
één af, die niet dadelijk herkiesbaar is."
Nu wij het voorrecht hebben, dat de lieer Dijckmeester, Com
missaris der Koningin in de provincie Zeeland, het voorzitter
schap .bekleedt, werkte de bestaande regeling, welke aftreding
van den voorzitter voorschrijft, is tweeërlei opzicht verkeerd.
Niet alleen is het minder gepast, dat de hoogste magistraat in
dit gewest zich aan eene aftreding en herkiezing zou moeten
onderwerpen, maar bovendien werd door het stellige voorschrift
der wet eene herkiezing onmogelijk gemaakt.
Vandaar dat tijdens een ambtsverlof van onzen voorzitter in
de buitengewone vergadering van 30 Augustus besloten werd na
de derde alinea van art. 38 eene nieuwe vierde alinea in te voe-