TWEEDE TIJDVAK. 1575—1812.
I. EENIGE JAREN VOOR EN NA 1600.
Geen inkomstenmaar wel een stroom van hulpzoekenden
ziedaar in het kort een toestand welke ieder welmeenend bestuur
den slaap zou kunnen rooven.
Geen oogenblik behoeven wij den Gasthuismeesters dier jaren
hun taak te benijdenof het zou moeten zijn om de volhardende
wijze waarop zij zich door de moeilijkheden heensloegen.
Van waar kwamen die hulpzoekenden? fn de eerste jaren na
het beleg voor een deel „vuyt de vlote", maar ook uit de legers.
Achter in het eerste lootjesboek (van 1584) vinden wij nog een
lijst van de, blijkbaar zeer verhaspelde, namen van „meest alle
de englissche soldaten die sieck int gasthuys gecomen syn van
21 October 1585 tot de lesten Mey 1586 die genoteert en ge-
registreert syn op het register vant gasthuys Middelburch in
Walcheren sonder degene die ons ontvallen lichthooff'dich en sonder
spreken ingecoinen en subytelyck gestorven syn".
Maar hetzelfde eerste lootjesboek geeft ons bovendien nog een
heel ander beeld van de eischen toen aan het Gasthuis gesteld.
Het vangt aldus aan
„Register vande siecken die in Middelburch int Gasthuys comen
incipiens anno 1584.
Laus deo semper.
Corneljs van Meulen met Mayken syn vrouwe en een kint
een lant wercker van Oost Winckel quaemen in primo January
1584 het wyff sterft' 9te January ut supra het kint sterft' den
18te January 1584".
Het leed dat dezen landarbeider uit Oost-Winkel in Vlaanderen
trof, en dat ons in deze weinige regels zoo kort werd meegedeeld