170
Verreweg het meest uitgebreid is de instructie voor de chirur
gijns die voor de doctoren in de „mecedine" zooals de schrijver
zich verschreef, bestaat slechts uit een paar artikelen.
De heelmeesters moesten twee maal daags hun patiënten komen
verbinden, des zomers de eerste visite 'smorgens om zeven, des
winters om negen uur.
Behalve dat waren zij verplicht op ieder uur van dag of
nacht te komen zoodra een der Gasthuismeesters hen riep. In
ernstige gevallen moesten zij de doctors te hulp roepenin ieder
geval wanneer zij wilden aderlatenwaarhij hun in een afzon
derlijk artikel nog extra Werd verboden huiten tegenwoordigheid
der medecijnen, jonge dochters of jonge weduwen ader te laten
in den voet of zwangere vrouwen in den arm.
Er waren vier heelmeesters aan het gesticht verbondendie
paarsgewijze om de maand den dienst hadden. Was het echter
bijzonder druk dan moesten zij alle vier tegelijk opkomen of op
eigen kosten plaatsvervangers stellen ten genoege der meesters.
In 1681 kwamen de chirurgijns er nog minder goed af: hun
werd dan gelast te komen op bevel van de Regenten van dier
huisvrouwen of van de ziekenmoeder. Ook moesten zij toen
iederen middag van de woning van den voorzitter halen of doen
halen de biljetten der nieuw inkomende patiënten, om vervolgens
die menschen direct te onderzoeken. Tevens vinden wij dan
bepalingen omtrent de knechten (de leerlingen)omtrent hun
aantal en hun gedrag; zij moeten met de zieken „met behoor-
lijcke compassie en bescheidentheyt omgaen sonder deselvige oock
met spotredenen ofte schimperie te bejegenen".
De doctoren werden veel minder aan banden gelegd; voor hen
werd slechts bepaald dat zij 's morgens om zeven of acht uur
moesten komen en dat zij op de recepten den naam van den
patient moesten plaatsen en er bij schrijven waar die zieke lag
„in wat earner ende op wat coetsken".
In 1681 bedroeg de jaarwedde voor de doctoren 21 ponden
vl. en voor de chirurgijns 23 pond 6 schellingen 8 grooten.
De apotheker van het gesticht was verplicht iederen morgen
om zeven uur, of zelf te komen of een knecht te sturen om te
vernemen welke geneesmiddelen er waren voorgeschreven.