205
straete soude vallen en daerdoor groote schade ende ongemacken
souden connen veroorsaken".
De Regenten besloten het huis te doen herstellen.
Dat de eischen, vroeger aan de huurders gesteld, onder deze
omstandigheden naar beneden moesten gaan, verwondert ons
niet.
Had men aanvankelijk geweigerd het huis de Hazewind, een
erfstuk van Jan Matens, te verhuren aan iemand die daarin een
„koffyhuys of publique tafel" wilde houden, in 1796 geschiedde
dit toch, en in 1802 vond men zelfs goed dat het werd „ge-
approprieert voor een comoedie of theatraal concert".
Daar het den landbouw niet goed gingging het den Regenten
met de pachters ook niet naar wensch. Letterlijk iedere verga
dering moest er worden overlegd omtrent aanvragen tot uitstel
of vermindering van pacht, en over het vervolgen van al te
nalatige pachters.
Een gevolg van dat afnemen der inkomsten was, dat voor het
onderhoud van het gesticht niet meer dan het allernoodzakelijkste
kon worden gedaan. Dit zou zich natuurlijk op den duur ook
weer wreken.
Daar ook de diaconieën aan geldgebrek gingen lijden, trachtten
het Gasthuis en de diaconieën telkens de zieken aan elkaar toe
te schuiven en de kosten van verpleegden op elkaar te verhalen.
Dit gaf aanleiding tot herhaalde samenkosten dier besturen van
welke vergaderingen de notulen ons niet altijd het soms vrij vinnig
verloop kunnen verbergen.
In Sept. 168-3, en later nog wel meer, hadden de diakenen
der Duitsche armen een bespreking met de Regentenin de hoop
deze er toe te kunnen bewegen voor het vervolg alle zieken en
gewonden in het Gasthuis op te nemen op kosten van het gesticht.
„Over alles 't welcke voorseyt seer veele ter materie dienende re-
ciprocen svn verwisselt", maar de Regenten weigerden en bleven
ook later weigeren. Bij herhaling werden er contracten gesloten
met de diaconieën 1); even dikwijls verweet men elkaar later het
niet getrouw naleven dier overeenkomsten.
1) Zie o. a. de Bijlagen.