224
Hoe dat afliep, werd niet vermeld; maar in ieder geval had
de heer Malbouche in dezen zijn naam niet mee.
Men moge nu overtuigd zijn dat al deze pogingen van den
Vorst niet veel opleverden; toch sprak er de wensch uit den
toestand der verpleegden in de gestichten te verbeteren en in
dien wensch stak de Koning uit hoven zijn tijd.
Zoo treurig echter, als het van 1815 tot 1830 ging, zou het
niet blijven gaan.
En deze maal kwam de hulp van de zijde der geneeskunde.
Reeds in 1825 en 26 had dokter J. de Man, de lektor in
de anatomie aan de Geneeskundige School te Middelburg en de
vader van den lateren zoo bekenden I)r. J. C. de Man, tot de
Regenten een verzoek gericht om lijken te mogen krijgen uit het
Gasthuis voor zijn onderwijs, welk verzoek telkens was inge
willigd geworden op voorwaarde dat de begrafenis geschiedde op
kosten der School.
Den 16den October 1827 ontvingen de Regenten een schrijven
van Burg. en Weth. waarin de wensch werd uitgesproken dat
er in het Gasthuis lokalen zouden worden in orde gebracht voor
het „clinisch onderwijs".
Gelukkig stuitte dit plan bij de Regenten nu eens niet op tal
van bezwaren. Integendeel, alles was spoedig geregeld en reeds
20 Eebruari 1828 verklaarde de Regent Van Bakelge.u dat den
vorigen dag het onderwijs in het Gasthuis was begonnen, „het
welk met welgevallen is aangehoord".
De lektoren kregen twee lokalen voor hun onderwijs ter be
schikking, een voor mannen en een voor vrouwen. Zij mochten
uit de patiënten naar believen uitzoeken en op deze zalen over
plaatsen maar waren dan ook verplicht de geheele behandeling
dier lijders op zich te nemen.
De teere verhouding tusschen de lektoren en de geneesheeren
van het Gasthuis werd aldus tot een verbond gemaakt: de ge
neesheeren zouden steeds de lektoren in consult mogen roepen,
waar tegenover deze laatste beloofden op hun beurt de „Gast-
huis-praktisyns" niet te zullen voorbijgaan.
Het was de tweede maal in de geschiedenis van het Gasthuis
dat dit gesticht aan geneeskundig onderwijs werd dienstbaar ge-