45
zal ten aanzien in het dorp veel erven te kort komen". Ver
volgens had hij overal de billetten van aanbesteding laten aan
plakken, en op den 13 Mei den bouw van de kerk besteed aan
zekeren Francois Lespieure te Middelburg voor 1380 pond
Vlaamsch, en op den 24 Mei ook de pastorie en het huis van
den schoolmeester aan Claas Claassen Schoonackeu metselaar
in de Groede, en Jacob Adriaansen Grave, timmerman op
„Breesande", te weten de pastorie voor 359 pond, en het huis
van den onderwijzer met de school voor 271 pond, terwijl hij
aan Borgerhuijs te Middelburg de levering had gegund van een
klok van omtrent 500 pond tegen 16 stuiver van het pond.
Het uurwerk, zoo meldde hij aan het slot van zijn brief, zou
hij insgelijks aanbesteden, „alsook een glas in de kerk inet Uw
Hoog Mogenden wapen in"
Voor een aanzienlijk deel werden de kosten van de stichting
der kerk gedragen door de abdij van Sint Pieters te Gent. In
Juli 1656 werd deze op den eiseh van den rentmeester der gees
telijke goederen te OostburgBartholomeus Diericx door het
Vrije veroordeeld om, uit krachte van haar verplichtingen als
eigenaresse van de tienden der parochie, aan genoemden rent
meester te betalen „tot den bouw van de nieuw op te richten
kerke op de parochie van Schoondijke, en dat in redemptie van
de twee jaren van zesse van de tienden de som van 1000 pond
Vlaamsch" 2).
Nog altoos komen Schoondijke's Hervormden in datzelfde kerk
gebouw van 1656 ter godsdienstoefening bijeen. In later tijd
heeft het spijtig genoeg veel van zijn schoonheid verloren, want
van de geschilderde glasramen, eenmaal pronkende met de wapen
blazoenen van hunne schenkersde Staten-GeneraalPrins Willem
III, het Vrije, dijkgraaf en gezworenen van den polder, den
1) Brief Lampsins aan Staten-Generaal ontvangen 7 Juni 1656. De door
Lampsins tegelijk met zijn brief overgezonden bestekteekeuingen van de kerk, de
pastorie en het schoolmeestershuis bevinden zich op het Algemeen Rijksarchief
(Loketkas Staten-Generaal, Loopendenummer 336).
2) Vonnis van het Vrije 21 Juli 1656, Brief van Diericx aan Staten-Generaal
23 Juli 1656.