21
onmogelijk te berijden slikweg, nemen. Langs dien dijk liep
vroeger een bedekte weg naar de Olieschans, een kwartier ten
Noorden van Aardenburg gelegen. Daaraan maakte eerst een in
1827 door de ingedijkte haven gelegde steenweg een einde.
Uit dien geïsoleerden toestand kan men eenigszins tot den, ove
rigens in het algemeen nog treurigen, toestand der postcommunicatie
besluiten. Te Aardenburg kreeg men driemaal 's weeks de brieven
uit Holland en uit Zeeland, van de andere zijde der Schelde door
tusschenkomst van een voetbode uit Sluis medegebracht. Buiten
het bodeloon betaalde men b.v. voor een brief uit Groningen
6 stuivers (30 cent).
Was men nu te Breskens, dan kon men vandaar rechtstreeks
naar Botterdam varen, maar de „Bressiaansche" beurtschepen
waren zonder eenig comfort. Men ging dus naar Middelburg om
.vandaar per beurtschip zijne reis voort te zetten.
Het overzetten van Breskens naar Vlissingen had zijne eigen
aardigheden. In de steigerschuit zat men per se onoverdekt.
Was er geen wind, dan kon men soms vier uur op het water
zijn, wat mij ook wel gebeurd is, en dikwijls moest men terug-
keeren. Was er veel wind, dan moest men dubbele vracht be
talen (de gewone vracht was, meen ik, een dertientje, zijnde 65
cent, voor kinderen half geld). In dat geval was de toen eenige
windmolen de rechter, die besliste. Maalde zij met „gezwikte"
zeilen, dan betaalde men dubbele vracht. Algemeen werd gezegd,
dat schipper en molenaar het in dat opzicht best met elkaar
konden vinden.
Voer men dan verder met den betrekkelijk comfortabelen „beurt
man" van Middelburg naar Rotterdam, dan moest men zich zelf
voor eenige dagen approviandeeren en was men met andere
families aan boord, dan kwam het veelal tot een pic-nic.
Overigens wist men wel, wanneer men Middelburg verliet, maar bij
lange na niet, wanneer men te Rotterdam zou aankomen. Men
hing van wind en stroom af. Eens was mijn vader zes dagen
onderweg en moest met de boot naar wal om nieuwe proviand.
Maar men kon ook over de veren naar Holland, ten getale van
zes of zeven, terwijl de wegen van het eene veer naar het andere
door slik en zand liepen.