30
van den minister van Maanex op den „Grand Sablon" reeds in
lichtelaaie stond.
Al spoedig bleek het op onzen weg, dat reeds vele Hollanders
ons waren voorgeweest. Vooral te Aalst zagen wij vele Zeeuwsche
kennissen, die na kort verblijf hunne reis vervolgden. Bij onze
komst te Gent, waar wij op de Korenmarkt eenige samen
scholingen zagen, kreeg ik verschil met onzen koetsier, die beweerde,
dat hij niet veertig franken, maar veertig gulden als bedongen
loon moest hebben. Ik wilde hem dit niet geven, en hij de 40
franken niet ontvangen, maar op zijn verzoek gaf ik hem mijn
adres. Later heeft hij ook niets ontvangen. Of hij er echter
veel bij verloren heeft, durf ik niet juist bepalen. Onder hetgeen
ik met mij naar huis medenam, behoorde ook eene kleine lesse
naar, waarin geen geld, maar eenige snuisterijen en brieven zich
bevonden. Dit lessenaartje nu miste ik, toen wij, na een kort
verblijf aldaar, Gent per huurrijtuig verlieten, zoodat mijn besluit
wel juist zal zijn geweest, dat de man, om zich schadeloos te
stellen, genoemd voorwerp zal hebben tot zich genomen.
Wij hadden besloten om zoo mogelijk nog denzelfden dag
Aardenburg te bereiken, teneinde het gerucht van den opstand
te Brussel voor te zijn. Dit was echter slechts ten deele het
geval, want toen wij 's avonds laat voor de ouderlijke woning
stil hielden, zagen wij zuster Pietje op de stoep staan, die ons
ziende, in tranen uitbarstte. Kort te voren had zij het te Brussel
gehoorde vernomen en niet kunnen besluiten het aan vader en
moeder mede te deelen.
Men begrijpt, hoeveel ons in de volgende dagen te vertellen
stond.
Zoo kwam ik te Aardenburg in de ouderlijke woning terug.
Daar was veel veranderd. Reeds sinds 1794 nauwer met België
verbonden, had het geheele Staats-Vlaanderen langzamerhand daar
van den invloed in verschillende opzichten ondervonden. Zoo
werden af en toe Belgische vooral Vlaamsche grondbezitters, die
thans nog steeds landerijen boven effecten de voorkeur geven,
eigenaren van landerijen in die landstreek, waardoor hun meer
en meer gelegenheid gegeven werd door Noord-Nederlanders aan
gene zijde der Schelde, die zich van hunne vaste bezittingen, in