49
Een ieder vertelde dat als een publiek geheim. Ongelukkig, dat
er onder zulke omstandigheden zoo weinig flinke menschen ge
vonden worden, die hunne rechten kennen en durven verdedigen.
Maar wat de overige officieren betreft, met hen bleven wij ten
allen tijde op vriendschappelijken voet. Zoo herinner ik mij, hoe
een luitenant, Anthony Beekman, die met een detachement moest
uitrukken naar Eede, waar eene schermutseling plaats had en dien
ik derwaarts een eind uitgeleide deed, mij eene vrij goed gevulde
goudbeurs tér hand stelde met het oog op hetgeen hem zou kunnen
overkomen.
Langzamerhand werd het een gewapende vrede. De meeste
onzer familiën keerden naar Aardenburg terug, waartoe ook mijne
ouders met mijne jongste zuster besloten en met de maand
1832 kwamen zij te Aardenburg aan, alwaar zij een groot ge
deelte van het huis door inkwartiering bezet vonden. Om louter
persoonlijke redenen ging ik met hen en verliet tijdelijk Middel
burg, waar ik mij in den zomer van het jaar 1831 als advocaat
had gevestigd.
Ter zake der inkwartiering herinner ik mij een voor mijn vader
bijzondere ontmoeting. Eens kwam bij ons met een biljet van
inkwartiering zekere luitenant Terstal. Nu was mijn vader,
gelijk ik hiervoren meldde, in zijne jeugd te Doornik, een der voor
malige barrièresteden van België, op eene kostschool geweest, wier
hoofd denzelfden naam droeg. Bij het hooren van den naam
Terstal kwam dus mijn vader terstond zijn voormaligen leer
meester voor den geest en bij nadere kennismaking bleek de inge
kwartierde een kleinzoon van dien leermeester te zijn. Door die
omstandigheid, zoowel als door des luitenants innemend karakter,
won deze mijns vaders genegenheid in dubbele mate en werd hij
een vriend des huizes. Hij was dan ook een der getuigen bij
gelegenheid der huwelijksvoltrekking van mijne zuster Clara en
haren neef Bastiaan Bomme op 11 Juli 1834.
Behalve het bataillon infanterie onder voornoemden majoor Stok
lag destijds daar ook het bataillon der Zeeuwsche Schutterij onder
den majoor Bijleveld, later burgemeester van Middelburg. De
verhouding der beide hoofdofficieren was uit den aard der zaak
1) Niet ingevuld.
Archief 1919. 4