XIX
De collectie ethnographische voorwerpen heeft geene
uitbreiding ondergaan.
Als conservatrice van het kabinet van natuurlijke
historie en van de natuurhistorische voorwerpen
in de steenenkamer is in het eind van het verslagjaar op
getreden mejuffrouw H. B. T. 'Schouten.
De aanwinsten der verzameling zijn de volgende
Eene verzameling vlinders, Luffia Eerchaultella, Stephens, ge-
praepareerd en geschonken door den heer G. A. graaf Bentinck
te Bloemendaal.
Afbeeldingen van Luffia Eerchaultella, Stephens, en van eene
andere vlindersoort, Narycia Monilifera, Geoffroy, geteekend en
geschonken door den heer Mr. A. Brants te Arnhem. De beide
soorten vlinders, waarvan de eerstgenoemde tot dusverre niet in
Nederland was aangetroffen en de tweede nieuw is voor de fauna
van Zeeland, zijn op Walcheren gevonden door den heer P. de
Bruijne. De vondsten werden zeer waardeerend besproken in de
vergadering van de Nederlandsche Entomologische Vereeniging
van 18 Februari 1923 door Mr. A. Brants en zij worden thans
toegelicht door de buitengewoon fraaie teekeningen van den heer
Brants, wat mede van belang is omdat de Narycia Monilifera,
Geoffroy, in ons vaderland nog nooit behoorlijk was afgebeeld.
Yan den heer A. B. van Deinse te Botterdam ontving het
Genootschap photo's van het door hem gereconstrueerde skelet
van een Spitssnuitdolfijn, opgegraven bij Sint-Maartensdijk.
De heer L. Boose Jr. te Koudekerke schonk een Boerdomp.
De concierge Schoolmeester bracht een stuk membranifiora
elongata (palingbrood) aan, door hem gevonden in den watergang
aan den weg van Nieuw- en Sint Joosland.
De conservatrice van het Z e e u w s c h herbarium heeft
geen verslag uitgebracht.
De inhoud van het Archief voor 1923 is aldus:
Jaarverslag over 1922/3.
De geschiedenis van het Natuurkundig Gezelschap, door Dr. D.
Schoute.