42
ingenomen, doch onder het zegenrijk opperbestier van de Staten
beurde zij zich allengs weer op uit haar diep verval. Zoo de
ongunst der tijden haar de kroon van handelsgrootheid deed ont
vallen, die haar eeuwen geleden tooide, in het bange jaar van
1672, toen een overmacht van vijanden het Vaderland besprong,
schonk de „constante courage" van garnizoen en burgerij haar
die heerlijke victorie, welke het nederig stedeke voor altijd heeft
versierd met „den lofkrans, nimmer groenens moê, die komt het
hoofd der zulken toe, die het al voor 't algemeene wagen".