DE OPLEESROL DER BEGRAFENIS VAN
JACOB A DUVELAER, 18 FEBRUARI 1667,
DOOR
MARIE G. A. DE MAN.
Toen juffrouw Jacoba Duvelaer op zeer jeugdigen leeftijd
den 10 Februari 1667 naar haar laatste rustplaats in de
Nieuwe Kerk te Middelburg werd geleid, was het nog maar
zeer kort geleden, dat Middelburg een beeld van zorg en
ellende had getoond, niet veroorzaakt door oorlog, hongers
nood of iets dergelijks, maar door een even gevreesden vijand,
namelijk de pest, die in den loop van 1666 hier, evenals op
het overige Walcheren, alsmede in Zierikzee, tamelijk ernstig
had geheerscht, met al den treurigen aankleve daarvan. Het
Doodenboek van Juli 1666 vermeldt 103 dooden, „uitgezon
derd alle diegene, die van peste gestorven en bij nachte
begraven zijn" 1Daar het gebleken was, dat die nachtelijke
begrafenissen gepaard gingen met misbruik van drank en
andere ongerechtigheden, mocht, na 30 Augustus, het be
graven des nachts als regel niet meer plaats hebben2).
Alle personen, ,,die van de swarigheyt van de peste" waren
gestorven, moesten mitsdien tusschen 2 en 4 op het Bagijnen-
kerkhof worden ter aarde besteld, terwijl de overige over-
1Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse
ziekten, die vroeger in Zeeland geheerscht hebben, door Dr. A. A. Fokker
(Middelburg, J. C. W. Altorffer, 1860), p. 94 vlg.
2) Over de voorkeur, die men had om na zonsondergang te begraven,
zieDr. Renée Johanna Hirsch, Doodenritueel in de Nederlanden vóór
1700, Academisch proefschrift (Amsterdam, 1921, A. H. Kruyt),
p. 102 vlg.
Archief 1932
1