48
bliek zich krachtens oorlogsrecht had toegeëigend, werden
bij het tractaat van 16 Mei 1795 aan de Bataafse republiek
overgedragen en in het algemeen staatsdomein opgenomen.
Bij publicatie van 4 Juli 1795 15werd door de Zeeuwse repre
sentanten kennis gegeven van de instelling ener commissie
van 5 leden, onder wie Abraham Vader, met macht ,,alle de
goederen en domeinen van den Prins van Oranje en gelegen
binnen deze provincie, te nemen in sequestratie en onder der-
zelver bestuur, met magt om de tegenwoordige rentmeesters
in de onderscheiden districten te continueeren of andere aan
te stellen". Zoals gezegd leverden de rentmeesters ook memo
ries in, waarvan die van Colijnsplaat de volgende rechten
bevat erfcijnsen, kaaigeld, balans of waag, recognities van
de volgende ambtenaren schout, secretaris, bode, alsmede
van schippers en ambacht- en neringdoenden, vogelarij, vis
serij, herendiensten van 30 landzaten met wagen en paarden,
jachtrecht. Verder worden genoemd de honorabele rechten als
bij Wissenkerke en Geersdijk, terwijl ten slotte nog worden
opgegeven huisschatting en revenuen van de parochiereke
ning. Vermeld worden ook nog de „parten" in andere am
bachten op Noord- en Zuid-Beveland. Een totaalsom voor
schadevergoeding wordt niet genoemd.
Uit de generale deductie en de afzonderlijke memories klinkt
een zelfbewust geluid door. De ambachtsheren voelen zich
zeker van hun zaak. Deze houding prikkelde de vurige revo-
lutionnair A. Schraver, die dan ook 20 Mei 1796 een voorste)
indiende aan de „Burgers Vertegenwoordigers" tot vernieti
ging of vermindering van de schadelijke invloed van de am
bachtsheren. Hierin zegt hij o.a. „Wij weten wel, Burgerr
Vertegenwoordigers dat ambachtsheren ook menschen, ook
burgers zijn. hoe hatelijk die benamingen hunne aristocratische
gehoorvezels ook mogen verscheuren. Wij willen hun dus ook
gaarne de rechten van menschen en burgers laten wedervaren,
maar bij dezen kunnen zij geen heerschers en wij geen slaver
blijven. Doe derhalven hoe eerder hoe beter die beide, voor
den vrijen Nederlander thans duldelooze tytels ophouden"
Een poging om enige regelmaat te brengen in de aanstelling
der regeringen in de smalsteden en dorpen binnen deze pro
vincie werd gedaan bij publicatie van de „Vertegenwoordigers
van het Volk van Zeeland" de nieuwe naam van de pro
vinciale bestuurders van 24 Mei 1796. Ten eerste bepalen
zij „dat de regeringen in de smalsteden en dorpen binnen deze
15) Inv. Staten, nr 1582.