ONDERZOEK VAN MENSELIJK SKELETMATERIAAL VAN WISSENKERKE OP NOORD-BEVELAND door DR. A. J. VAN BORK-FELTKAMP i) Van drs P. J van der Feen te Domburg werd op 16 mei 1968 ontvangen een collectie calvaria en pijpbeenderen benevens enkele craniale fragmenten. Dit materiaal is in februari 1966 verzameld op het erf van de Torenhoeve te Wissenkerke (Noord-Beveland) door P. J. van der Feen en H. A. Reddingius, waarbij alle medewerking werd ondervonden van de heer H. C. de Kater aldaar. Ter plaatse van deze hofstede stonden eertijds kerk en toren van het dorp Wissenkerke, dat in 1530 met de gehele omgeving ondergelopen is, waarmee de begravingen op die plek geëindigd zijn. (Na herindijking is de kerk op een andere plaats herbouwd. Zie M. P. de Bruin en M. H. Wilderom, Noord-Beveland, Middelburg, 1961). Elk stuk is gemerkt Torenhoeve met een nummer; de pijpbeenderen blijken femora en tibiae te zijn, beide voor een deel fragmentarisch. Toren hoeve 1. Calvarium van bruine kleur met aan de rechterkant aanzienlijke be schadiging van het os temporale en os maxillare en ontbreken van het os zygomaticum. Links ontbreekt het neusbeen, overigens is het object gaaf. Van de suturen zijn verbeend de pijlnaad en de lambda voor een aanzienlijk deel. Van het gebit zijn links en rechts aanwezig de laterale snijtand, de hoek tand en beide praemolaren, voorts links sterk verwoeste resten van eerste en tweede molaar en de gave derde molaar. De schedel is tamelijk robuust en de arcus superciliaris is mediaan vrij fors ontwikkeld. Van de orbita vertoont de dwarse as enige laterale helling. Het bovenaanzicht van het neurocranium is voor en achter duidelijk afgerond en aan de occipitale pool sterk verbreed. Van de norma facialis is de boven- begrenzing rond en breed. De jukbeenbrug zet zich occipitaalwaarts over de squama van het os temporale voort in een lange en saillante lijst. De squama van het os occipitale vertoont matig relief; het achterhoofdsgat is groot en rond. Het verhemelte is tamelijk nauw. Sterk ontwikkeld is de processus mastoideus met een wijde insnijding van de incisura. De fossa glenoidalis, die links iets verder naar voren ligt dan rechts, is rolvormig uitgediept. De condylen hebben een vrij grote voor-achterwaartse afmeting. Bijgevoegd zijn enkele fragmentjes, die zich niet tot beschrijving lenen. 1) Koninklijk Instituut voor de Tropen, afdeling Fysische Anthropologic, Amsterdam. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1968 | | pagina 45