Toren hoeve 4.
Calvarium van dunne bruine beenderen, waaraan nagenoeg de gehele basis
en de aangezichtsschedel ontbreken. Vrijwel zeker is het object, dat een
karakteristiek brachycephalen indruk maakt, afkomstig van een vrouw. Van
de norma facialis is de omtrek rond; het bovenaanzicht is ovaal. Aan de
facies lateralis tekenen zich af een sterke voorhoofdswelving, die naar een
markante kruin voert en een chignon". De facies occipitalis, die met uitzon
dering van de crista occipitalis externa nauwelijks relief vertoont, heeft een
tamelijk brede enigszins vlakke, ronde bovencontour. Aan de suturen heeft
de verbening ingezet. De processus mastoideus is spits, links meer ontwik
keld dan rechts; de clivus heeft nagenoeg geen helling. De condylen zijn
tamelijk lang en welven over het foramen magnum heen. De rechter canalis
condyloideus posterior bevindt zich in een duidelijke indeuking.
Torenhoeve 5.
Calvarium van matig dik bruin gebeente. Nagenoeg de gehele aange
zichtsschedel ontbreekt evenals ter rechterzijde het os temporale en enkele
daaraan belendende delen. Van de goed te vervolgen suturen vertoont de
lambda wat insluitsels. Van de norma facialis is de bovenbegrenzing welhaast
zuiver rond. De arcus superciliaris is niet veel meer dan aangeduid, maar
enkele centimeters hoger puilt het os frontale, vooral links, duidelijk uit.
Over een lengte van één cm vertoont dit vlak boven het nasion een mediane
sutuur. De norma lateralis vertoont sterk het brachycephale karakter; de
begrenzing naar het lambdapunt toe is een vrijwel rechte lijn, die in dit punt
afbreekt in verband met een lichte bathrocephalie. Het foramen magnum ligt
vrijwel in hetzelfde vlak als het omgevende gedeelte van het os occipitale,
dat dus ter plaatse nauwelijks welving vertoont. Van de condylen, die
plaatselijk het foramen magnum vernauwen, is vooral de rechter opvallend
kort. De clivus heeft weinig helling. De processus mastoideus is slank en de
fossa glenoidalis is naar voren uitgediept.
Torenhoeve 6.
Calvarium, waaraan rechts de jukboog ontbreekt.
In de norma facialis tekent zich de configuratie af van een schedel, die
duidelijk van voren heel wat smaller is dan caudaal. Intussen is de boven-
omtrek vrijwel rond. De orbita is nagenoeg vierkant en de fossa canina vrij
diep. De suturen zijn goed te vervolgen.
In de norma lateralis vertoont de maxille een zweem van prognathisme;
de nasalia zijn enigszins opgewipt. De frontale begrenzing vertoont geen
heel steile aanloop. De bovengrens verloopt vlak en vindt naar het lambda
punt toe haar voortzetting in een eveneens rechte lijn. De squama van het
os occipitale, dat niet veel relief heeft, draagt bij tot een gewelfde contour;
41