men mag aannemen, dat zij afkomstig zijn van een en dezelfde vrouw. De
lengtematen zijn allereerst dienstbaar gemaakt aan berekening van de li
chaamslengte bij het leven volgens Manouvrier. Deze levert op als uitkomst
voor 168.7 cm en voor 9 9 154.8 cm. Voert men de analoge afleiding
uit naar aanleiding van de metingen aan de tibiae, waarvoor vier manlijke en
vier vrouwelijke exemplaren in aanmerking komen, dan resulteert voor de
169.6 cm en voor de 9 158.1 cm. Wederom te werk gaande volgens
Manouvrier levert combinatie van de gegevens van femora en tibiae voor
de op 169.3 cm en voor de 9 9 157 cm. In de schaal van Martin
(Martin/Saller Lehrbuch der Anthropologie 1957) verschijnen dergelijke
waarden aan de bovengrens van middellange recente Europeanen en zij
sluiten aan bij de gegevens, die in de opvatting van Huizinga (J. A. Trimpe
Burger en J. Huizinga Kerk, begraafplaats en bevolking van het in de
16e eeuw verlaten dorp Klaaskinderkerke op Schouwen. Berichten Rijksdienst
Oudheidk. bodemonderzoek jg. 12-13 1962-63) moeten worden toegeschre
ven aan de kleinere component uit de door hem onderzochte serie In
zijn geval kon hij niet concluderen tot het samengaan van een grote gestalte
met dolichocephalie en omgekeerd. In geval van het materiaal van Wissen-
kerke mag men niet verder gaan dan tot het constateren van een aanwijzing,
dat brachycephalie correleert met betrekkelijk kleine lichaamslengte, want
voor een meer klemmende uitspraak zou men over een heel wat langere serie
moeten beschikken, vooral van de pijpbeenderen.
In de tabel zijn ook opgenomen de waarden van de pilasterindex der
femora. Het gemiddelde hiervan (104.13) zegt weinig, omdat van deze index
de variabiliteit groot is en er een correlatie is met b.v. de lengte.
47