van het stakingsverbod in de genoemde artikelen van het Wetboek van Straf
recht.
Bij de genoemde werkzaamheden aan het kanaal van Terneuzen-Gent, ver
neemt men voor het eerst iets over een sociale maatregel. Er is sprake van
een ziekengeld, waarbij een stuiver op het loon wordt ingehouden „de zie
ken worden daarvoor door den medecine doctor van Ter Neusen in hunne
keeten bezogd en van medicijnen voorzien, zonder dat er een expres hos
pitaal bestaat voor welks oprigting ook het fonds te gering is; zodanige
zieken die op een der naburige Vlaamsche dorpen thuis behooren worden des
verkiezende derwaerdsch gevoerd en bij hunne terugkomst de kosten van
dokters en medicijnen betaald". 26) Hierdoor werd wellicht voorkomen, het
geen bij de werkzaamheden in de Stoofpolder bij Bruinisse gebeurde in het
jaar 1803. Inspecteur Schraver schrijft daarover ,,de voorbeeldeloose menigte
108 zieken, die dagelijks uit de ploegen vallen en sterven", even onbewogen of
hij het over vliegen heeft. 27)
Het opstellen van een hospitaal bij het bedijken van de Hollarepolder in
1843 brengt de oudste dijkwerker J. F. van Bastelaar tot zo'n verwondering,
dat hij die in een uitvoerig rijm over deze inpoldering tot uiting brengt28)
„Hetwelk ik nooit en heb gezien in polderwerken,
Dat is een Ziekehuis, of wel een Hospitaal,
Daarvan ik volgens pligt ook iets van zeggen zal.
Ik zeg een Ziekehuis om kranken te genezen,
of die met ander kwaal gekwollen mogten wezen.
Voorzien van één Doctoor of éénen medicijn,
En al wat noodig is ten dienste van 't Gemein.
O, heilzaam Hospitaal, die ik nog nooit voor dezen,
In polders heb beschouwd om kranken te genezen".
Aannemers van deze bedijking waren Dirk Dronkers en Compagnon. Dirk
Dronkers, de man met de vooruitziende blik denk aan zijn spoorweg
plannen zal ook de noodzaak van een hospitaal hebben ingezien. Achter
het rijm van Van Bastelaar, dat in druk is uitgegeven, volgt het lied van
„De vermakelijke polderjongen Wij citeren enkele coupletten.
Couragie Polderjongens al
Help mij een liedjen zingen,
Verheugd met eene blijde taal
Waarin ik melden zal,
Hoe dat ik leeve heel plaisant.
Zoowel in Vlaanderen als Holland
In alle werken groot en klein
Als er te vinden zijn.
Hij leeft als een vogel in de lucht, heeft geen belastingen te betalen, want
hij zwerft van werk naar werk.
En zoo ik kom op 't werk gegaan
De Baas die laat mij bouwen,
En na een weinig werk gedaan
Heb ik een woning staan;