HULDIGING VAN WILLEM KAREL
HENDRIK FRISO IN 1751 TE VEERE
door Ir. G. Sophia van Holthe tot Echten
De intocht van een vorst in een stad e.d. had vroeger, toen de nieuws-
verspreiding nog gebrekkig was, een staatsrechtelijke betekenis. Door
de "blijde incomste" werd te kennen gegeven dat de dag van zijn
regeermacht begonnen was. De Romeinse keizers volgden reeds het
ceremonieel dat daarbij in acht genomen moest worden. De pleegvor
men waren afhankelijk van een vaststaande traditie; zij waren aan een
bepaalde vormelijkheid gebonden. De betekenis van de rechtskundige
cultus nam af naarmate het geschreven en gedrukte woord meer ver
spreid werd.
Vanouds vond de inhuldiging plaats nadat de nieuwe "landsheer" de
regering aanvaard had. Hij trok onder de poorten in de stad opgesteld
en langs de straatdecoraties; hiermede had hij het stedelijk gebied
officieel betreden. Het aanbrengen van versieringen behoorde tot de
vaste programmapunten. Het was een zaak, waarvoor meestal de ste
delijke overheid verantwoordelijk was. De feesttooi is kunstgeschied
kundig van bijzonder belang vanwege de artistieke vormen die zij in de
loop der tijden aanneemt; de leiding van de decoraties werd meestal aan
een of meer kunstenaars opgedragen, waarbij ook vele ambachtslieden
ingeschakeld waren. De op te richten bouwstukken vormden hoogte
punten bij de versiering. Afgezien van de al of niet doorlopende opsmuk
dient onderscheid gemaakt te worden tussen de vrijstaande en de niet
vrijstaande gevaarten. Van de eerstgenoemde zijn de erepoorten, be
doeld om onder door te trekken, de belangrijkste voorbeelden. De
poorten hangen samen met begrippen als inhaling en zegetocht. Zowel
bij de vrijstaande als bij de niet vrijstaande bouwstukken was soms een
loge met levende personen. Toen bv. de hertog van Brabant de titel
erfde trok de vorst door een poort met een bovengalerij, waarop leven
de personages hem toespraken. Ook werd toen gebruik gemaakt van
toneelstellages met werkelijk toneel.
In de Noordelijke Nederlanden is het toneelverhoog op de triomfboog
nog lang gehandhaafd, bv. in 1586 in Den Haag en in 1642 in Amster
dam'. Nadien is er geen sprake meer van verbeelding door levende
personen hetzij door toneelstellages of levende beelden op de kroonlijst
van een eenvoudige poort2. Hiervoor in de plaats kwamen de opschrif
ten met teksten op de erepoorten, ook werden chassinetten (verlichte
schilderstukken) benut. Men kan in het algemeen zeggen dat in de 18de
eeuw geschilderd werd wat daarvoor in werkelijkheid plaats greep. Aan
129