element', niet langer als elementair mocht worden beschouwd, gingen de eerste
mensen uit het kamp van de 'phlogistici' over tot dat van Lavoisier19.
Hoe zat het dan met dit water? Dat er met water iets bijzonders aan de hand
moest zijn werd voor het eerst duidelijk toen de Brit Henry Cavendish in 1781 bij
de verbranding van waterstof in zuurstof een neerslag van waterdamp consta
teerde. Aanvankelijk een onbegrepen resultaat.
De hevige reactie tussen waterstof en zuurstof was trouwens al eerder bekend,
onder meer aan Ingen-Housz, die reeds verscheidene apparaten voor het bestu
deren van deze reactie had vervaardigd20, ook Van de Perre had de proef van In-
gen-Housz 'betrekkelyk de explosieve kragt der lugtbellen half uyt inflammabe-
le en half uyt gedephlogisteerde lugt bestaande' in 1783 al herhaald, overigens
zonder daarbij de vorming van waterdamp te hebben waargenomen. Evenmin
zijn er aanwijzigen dat Van de Perre toen op de hoogte was van het resultaat van
Cavendish. Niettemin stond hij met deze proeven dicht bij het front van de we
tenschap. In de wetenschappelijke wereld was het water sinds de waarneming
van Cavendish een 'hot topic', en al het onderzoek leidde er dan ook toe dat in de
loop van 1783 het beslissende antwoord werd gevondenEen groot aantal onder
zoekers kwam dat jaar tot het inzicht dat waterstof en zuurstof de enige
bestanddelen van water waren, waarmee was aangetoond dat het water inder
daad niet langer als elementair mocht worden beschouwd.
Ook Van de Perre stond met zijn herhaling van de proef van Priestley dicht bij
deze ontdekking, al is het de vraag of hij een eventueel resultaat juist zou hebben
geïnterpreteerd. Lavoisier zelf heeft bijvoorbeeld het samengestelde karakter
van water aangetoond met een geringe variatie op Priestley's methode: waar
Priestley een poreuze Wedgwood pijp gebruikte, paste Lavoisier een verhitte
ijzeren buis toe, om hierdoor waterdamp te leiden21Het resultaat bleek essen
tieel verschillend! Lavoisier trof als eindprodukt waterstof aan, een gevolg van
het uiteenvallen van water door de reactie met het gloeiende ijzer, terwijl Priest
ley bij nader onderzoek stikstof als eindprodukt had gevonden. De 'lucht' van
Priestley bleek atmosferische lucht te zijn, die van buitenaf door de poreuze
wand heen naar binnen was gediffundeerd, ontdaan van de zuurstof die ver
bruikt was bij de verbranding van de koolstof in het kolenvuur.
Deze met elkaar strijdige resultaten van Priestley en Lavoisier hebben de voor-
en tegenstanders van de phlogiston-theorie nog lang bezig gehouden. Het over
tuigende bewijs van het samengestelde karakter van water werd dan ook pas ge
leverd na een experiment dat in 1789 is uitgevoerd door het 'Gezelschap der Hol-
landsche Scheikundigen', waarbij de gelijktijdige analyse en synthese van water
tot stand werd gebracht17.
Overigens heeft Priestley zelf reeds na enige maanden toegegeven dat zijn expe
riment op een gedeeltelijk onjuiste waarneming berustte. Een bericht daarover
in het Journal de Physique is Van de Perre trouwens niet ontgaan22. Hij hield de
vakliteratuur kennelijk goed bij, want in december 1783 laat hij tegenover Van
Breda zijn verbazing blijken over het feit dat 'niettegenstaande den oppervlak
kig goeden uytslag der proeven van Priestley om het water in lugt te veranderen',
'dien heer' zijn 'gevoelen' hierover had gewijzigd. Van de Perre vindt dit kenne
lijk maar een vreemde zaak, want welke mening Priestley er nu voor in de plaats
heeft gesteld is hem volstrekt onduidelijk. In het december-nummer van het
Journal de Physique heeft hij in ieder geval die van Lavoisier kunnen lezen, na-
96