IV. STIMULATOR VAN DE LOKALE GENOOTSCHAPPEN
Zijn grootste bekendheid in de geschiedenis van Zeeland heeft Mr. Johan Adri-
aen van de Perre stellig te danken aan zijn rol als stimulator van de verschillende
lokale genootschappen1Nu zijn helaas alle archieven van deze genootschappen
-op één na-verloren gegaan. Het beschrijven van Van de Perre's rol binnen de
genootschappen lijkt dan ook een hachelijke zaak2. Toch willen we dit hieronder
proberen. Er bestaat namelijk nog wel wat gedrukte informatie omtrent het rei
len en zeilen van deze verenigingen, en bovendien kan er hier en daar ook nog
wel wat worden opgemaakt uit incidenteel bewaard gebleven correspondentie.
Het Natuurkundig Gezelschap
Voor het 'Natuurkundig Gezelschap' beschikken we bijvoorbeeld over de voor
treffelijke geschiedschrijving door Dr. D. Schoute, gepubliceerd in 1923, ruim
voor de vernietiging van het oud-archief van het Gezelschap in mei 19403. Ook is
er na lang zoeken nog een exemplaar gevonden van de oudste wetten van het Ge
zelschap, waarin de organisatie ervan zeer gedetailleerd omschreven staat4. Uit
Schoute's verhaal blijkt duidelijk dat Van de Perre het voortouw tot de oprich
ting heeft genomen. Met vier andere 'Politieke Heren' had hij inmiddels gedu
rende één winter deel mogen uitmaken van het studie-clubje rond Leendert
Bomme, maar dit 'Collegie' was hem te vrijblijvend. Het moest een werkelijk
genootschap worden, officieel door 'Wetten' geregeld. En zou bovendien het
profijt van hun studies niet toenemen, wanneer er meerdere heren zouden deel
nemen?
Op 29 november 1780 komen dan ook de tien leden van het 'reeds bestaand Na
tuurkundig Collegie' bijeen ten huize van 'den Hoog Edelen gebooren Heere
J. A. van de Perre de Nieuwerve' om de wetten en bepalingen van het op te rich
ten uitgebreidere Natuurkundig Gezelschap af te spreken, en om een bestuur te
verkiezenDit laatste was vrij simpelDe vijf 'Politieke Heren'zouden de direc
tie van het Gezelschap vormen, waarbij Van de Perre het ambt van 'President'
zou gaan vervullen. Als overige 'Dirigerende Leden' traden dus op: Mr. Daniël
Tulleken de Meliskerke, Mr. Daniël RadermacherdeNieuwerkerke, Mr. Johan
Steengracht en Mr. Willem Aarnout Kien van Citters5. De vierpredikanten zou
den als 'assessor' of als 'thesaurier' deel van het bestuur uitmaken, maar opval
lend genoeg, slechts met een adviserende stem''! En zelfs Leendert Bomme, de
intellectuele drijfveer achter het geheel, zou als secretaris op bestuursvergade
ringen slechts een adviserende stem mogen uitbrengen.
Het nieuwe Gezelschap zou in totaal bestaan uit ten hoogste twintig contribu
erende en tien docerende leden. Vermoedelijk werd dit aantal vooral bepaald
door de omvang van de zaal waarin men vergaderen zou. Bij iedere gelegenheid
dat de vergaderruimte groter werd, is in ieder geval ook het aantal toegestane
contribuerende leden gelijkelijk vermeerderd. Voor een contribuerend lid zou
de jaarlijkse contributie bestaan uit acht Zeeuwsche Rijksdaalders ƒ21,20),
terwijl docerende leden niets hoefden te betalen. De laatsten zouden dan wel
verplicht zijn om 'wekelyks ieder op zyn beurteene Les voor te leezenhetzy
een uittreksel uit de natuurkundige lessen van Noliet, of uit eenig ander schryver
over de natuurkunde'17. Ook zouden zij de bijbehorende proeven dienen uit te
voeren, of anders ervoor te zorgen dat de 'opzichter der werktuigen' (een werk
nemer van het Gezelschap), dit voor hen zou doen. Gedurende het hele winter-
28