V. IN DE SCHADUW VAN DE AKTIEVE POLITIEK
De politieke situatie na 1785
De oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden had het zwaar, zo rond
het midden van de jaren tachtig. De confederatie kraakte in al haar voegen. In
het binnenland heerste een onrust zonder weerga, met uiterst ondoorzichtige te
genstellingen tussen patriottische groeperingen en prinsgezinden. Aan de zee
zijde was zojuist de Vierde Engelse Oorlog (van 1780 tot 1784) beëindigd, terwijl
aan de landsgrenzen een dreigende botsing met de Oostenrijkse keizer, (de heer
van de Zuidelijke Nederlanden) de zwakte van de Republiek pijnlijk benadruk
te. Bovendien had de oorlog de zeehandel sterk belemmerd, waardoor een pro
vincie als Zeeland sterk was verarmdHet teleurstellende verloop ervan had ver
der tot gevolg had dat het aanzien van de stadhouder (immers opperbevelhebber
van leger en vloot) sterk was geslonken. Althans zeker in het zo belangrijke ge
west Holland en West-Friesland. De patriottenbeweging had door onvrede
meer en meer aan kracht gewonnen. Ze werd bovendien radicaler. Het jaar 1785
kan men - aldus Geyl - beschouwen als het begin van haar revolutionaire fase1.
Het was dus allerminst een situatie waarin de van tweedracht afkerige Van de
Perre zich gelukkig voelde. Hij geeft zijn onbehagen op dit punt dan ook zelf al
aan in een toespraak voor het Middelburgs Departement van het Zeeuwsch Ge
nootschap: 'De angstvallige toestand der publique zaken,.de stikdonkre neve
len van tweedracht en oorlog' gaven hem alle reden tot 'verdriet'2. Toch zou ook
hij zich niet afzijdig kunnen houden van de gang van zaken binnen de republiek.
De ook in Zeeland van conflicten doordrenkte sfeer zou hem er zelfs toe brengen
om zich te bezinnen op de vraag, hoe hij de kunsten en wetenschappen zou kun
nen vrijwaren voor een - in zijn ogen - dreigende ondergang. Uit deze gedachte
ontstaat dan in 1787 het 'Musaeum Medioburgense', een instelling ter vereniging
van alle Middelburgse 'etablissementen' van wetenschap en kunst.
Maar in 1785 is het zover nog lang niet. Eerst zou Van de Perre zelf nog voor een
korte tijd terugkeren in de politieke arena. In enkele bijrollen zou hij daar met
schrik de kruitdampen inademen, die er sedert zijn vertrek naar een 'afgezon
derd leven' waren ontstaanAan deze bijrollen zullen we daarom eerst even aan
dacht schenken.
De maand september 1785 bracht een tweetal belangrijke politieke ontwikkelin
gen: één voor de positie van de stadhouder, en één voor de leiding van het gewest
Zeeland. Voor de Prins was het een zeer schokkende gebeurtenis, dat hij deze
maand door de Staten van Holland ontheven werd uit het commando over het
Haagse garnizoen, een commando dat hem voordien ambtshalve toekwam. Een
dergelijke aantasting van zijn gezag dwong hem er zelfs toe om de hofstad te ver
laten en naar Nijmegen uit te wijken. Zijn politieke geloofwaardigheid had er
hoe dan ook stevig onder geleden3.
Zeeland verkreeg die maand weer eens een nieuwe raadpensionaris. Een ge
beurtenis die vooral van belang was vanwege de persoon die nu dit ambt ging be
kleden: het was Van de Perre's oude klasgenoot Laurens Pieter van de Spiegel.
De historicus De Wit vermoedt een samenhang tussen deze benoeming, en de
verzoening welke omstreeks deze zelfde tijd (noodgedwongen?) is opgetreden
tussen de stadhouder en de Zeeuwse familie Van Citters, met wie Van de Spiegel
een zeer nauwe relatie onderhield4.
44