Uit praktische overwegingen beperk ik mij hoofdzakelijk tot een tweetal
Zeeuwse predikanten, die beiden overigens zonder twijfel tot de belangrijkste
vertegenwoordigers van het vroege Nederlandse piëtisme behoren. De eerste is
Willem Teellinck (1579-1629), afkomstig uit Zierikzee, gepromoveerd in de
rechten aan de universiteit van Poitiers (1603) en gedurende enkele jaren woon
achtig in Engeland, waar hij kennis maakte met het piëtistisch-puritanisme. Te
ruggekeerd in Nederland (1604) begon Teellinck te Leiden zijn theologische stu
die en werd in 1606 predikant te Burgh en Haamstede, vanwaar hij in 1613 naar
Middelburg vertrok. Deze grote gemeente, waaraan eerst nog drie, later vier an
dere predikanten waren verbonden, diende Teellinck tot zijn dood in 162915.
Ook zijn broer Eewout (1571-1629) en zijn beide zonen Maximiliaan (1605?-
1653) en Johannes (1623-1674), allen mede vertegenwoordigers van het piëtis
me, moeten hier met name worden genoemd. Verschillende werken van Willem
Teellinck zijn postuum uitgegeven dank zij de initiatieven van deze bloedver
wanten.
De tweede exponent van het Zeeuwse piëtisme is Godefridus Cornelisz. Ude-
mans (1581/1582-1649). Ook Udemans had als eerste gemeente Burgh en Haam
stede, waar hij in 1599 werd bevestigd. In 1604 vertrok hij naar Zierikzee, in wel
ke gemeente hij naast een viertal ambtgenoten 45 jaren lang het piëtisme in
woord en geschrift heeft uitgedragen16.
Hoewel Udemans zijn geestverwant Teellinck bijna twintig jaar overleefde, telt
zijn bibliografie met 19 publikaties toch ruime 40 titels minder dan die van Teel
linck17. Bovendien verschenen er van Teellincks werken tal van herdrukken,
terwijl uit het oeuvre van Udemans slechts enkele werken bij herhaling op de
drukpers werden gelegd. De beperktere doelgroep die sUdemans voor zijn
geschriften koos, het stroevere taalgebruik en de gecompliceerde tekstopbouw
zullen aan dit verschil in populariteit debet zijn geweest.
Bij het doornemen van beider werken konden een groot aantal publikaties als
minder bruikbaar voor het onderhavige, op medische aspecten gerichte onder
zoek terzijde worden gelegd. De resterende 15 boeken bleken samen een rijke
bron van informatie te zijn. Uit het oeuvre van Teellinck waren dat Een getrouw
Bericht, hoe men sich in geval van sieckte, ende verlossinghe uyt deselve draghen
moet (1608), Den Christelijcken Leytsman (1618) de Weech-schale des Heylich-
doms, aen-wysende hoe wy ons hebben moeten, als Gods volck in ongeluck comt,
en hare vyanden boven sweven (1621), Den Rustplaetse desgemoets (1621), Bal
sem Gileads voor Zions wonde (1622), Nieuwe historie van den ouden mensche
(1623), Wraeck-swaert, bepleytende Het recht van Gods Verbondt door Bloedige
oorloghe. Diere tijdt, Bleecke pestilentie (1624), Godes handt ter straffe ende ter
verlossinghe (1624), Houweel der Gheestes (1628), Noord-sterre, aenwijsende de
rechte streecke van de ware Godtsalicheydt (1629) en Adam Rechtschapen, Wan
schapen, Herschapen 1659)ls. De meest informatieve werken van Udemans wa
ren de Christelijcke Bedenckingen die een geloovige siele dagelijcx behoort te be
trachten (1608), zijn hoofdwerk 't Geestelijk Roer van 't Coopmans-Schip (1638)
en de nieuwjaarspreek Een Salich Nieuwe-laer 1640)1V. Als zijdelingse bron is
gebruikt gemaakt van het werk De Mensche Godts, waarin de Rotterdamse pre
dikant Franciscus Ridderus (1620-1663) in 1656 een compilatie uit de werken van
Teellinck leverde20.
66