ham noemt bijvoorbeeld het gezelschap en de 'uneasyness of my bedfellow' een gegronde reden om een heldere nacht voor observaties over te slaan. Bij Catharina Duynewey kunnen we slechts onze vermoedens hebben. Zo sug gereert een gedicht bij haar 25-jarige huwelijksfeest dat ze zich mogelijk nog wel eens bedacht zou kunnen hebben, wanneer ze tevoren geweten had dat haar man zich tot een astronoom zou ontwikkelen31. Maar toch: 'Wat kan niet gewoonte dragen? Ik wedde 't Vrouwtjen, stond 't aan haar. Sou, sonder vreese van gevaar. Met U nog eens, die touren wagen'. en dus: 'Bespie, en ken alleynken nader Mercuer, en Venus, op hun tocht, De Maan, die speelster in de Locht, En Mars, en Jovis met syn Vader.' De Munck's motivatie tot de astronomie Het is niet zonder meer duidelijk waarom De Munck zich voor de astronomie is gaan interesseren. Uiteraard was hij door de aard van zijn werk als landmeter en architect toegerust met een behoorlijke hoeveelheid geometrische en empiri sche kennis, hetgeen het omgaan met berekeningen enerzijds en met instrumen ten anderzijds stellig heeft bevorderd. Wat dat betreft is hij als het ware een late representant van het zeventiende eeuwse type van de 'vernufteling': een techni cus die de wetenschapsbeoefening als logisch verlengde van zijn dagelijkse be zigheden uitoefende, en zo als autodidact in de sterrenkunde op een redelijk ni veau wist te komen32. Van een dergelijke ontwikkeling zijn zowel in Zeeland als elders meer voorbeelden bekend3 Zelf schrijft de Munck dat hij voor het eerst in 1724 met observaties is begonnen. Vier jaar tevoren had hij echter al een zonnewijzer voor de Abdijtoren ontwor pen, hetgeen er op wijst dat hij met verwante zaken al eerder is bezig geweest'4. Een tweede zonnewijzer (de enige die bewaard is gebleven) dateert uit 1729. Het is een declinerende vertikale zonnewijzer zonder tijdsvereffeningslussen, dus van een betrekkelijk eenvoudige constructie35. Het is denkbaar dat de aanzet voor zijn astronomische belangstelling samenhangt met zijn betrokkenheid bij de reeds genoemde Middelburgse Commercie Compagnie en de Sociëteit der Zaagmolens. Het succes van beide ondernemingen hing immers ten nauwste sa men met een veilige scheepvaart. De Munck was dus direkt belanghebbende bij een zuivere, onder meer op astronomische waarnemingen berustende, naviga tie. Werpt het bovenstaande een zeker licht op het opbloeien van De Munck's astronomische belangstelling in 1724, het verklaart nog niet waarom hij er in 1735 toe over is gegaan om enorme kosten te maken voor de inrichting van een volwaardig observatorium. Dit gebouw bezat een instrumentarium waarmee naar zijn eigen zeggen observaties en metingen mogelijk waren, net 'zoo goed als op eenige voorname Academiën'36. Enige indicaties van het hoe en waarom van deze ontwikkeling in een meer zui ver wetenschappelijke richting hebben we wel. Allereerst moeten we constate- 113

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1987 | | pagina 159