Tabel 1:
De 'Dampheffing' van De Munck vergeleken met enige gangbare tabellen
Hoogte
Tycho
Cassini
De la Hire
De Munck
De Munck
Bradley
boven de
Brahe
Noord
Zuid
horizon
(1587)
(1656)
(1702)
(1744)
(1744)
(1765)
34'00"
32' 20"
32' 00"
31 '34"
33'38"
33'00"
10
10'00
5'28
5'41
5'29
7'34
5'15
20
4'30
2'39
2' 51
2'06
3'45
2'35
30
1' 25
1' 42
1'55
l'OO
2'29
1' 38
40
0' 00
1' 10
1' 22
0' 28
1' 37
1' 08
50
O'OO
0' 50
1' 02
0' 14
0' 54
0' 48
60
0' 00
0' 34
0' 42
0' 06
0' 10
0' 33
70
O'OO
0' 21
0' 26
0' 04
0' 04
0' 21
80
0' 00
0' 10
0' 12
0' 02
0' 02
0' 10
Toch bleek niet iedereen van de correctheid van De Munck's stelling overtuigd.
Zo had de Leidse hoogleraar Lulofs voor De Munck's werk geen goed woord
over. Hij reageerde zeer scherp, bijna vijandig, zo lijkt het. Kennelijk had Lu
lofs het niet zo op amateurs, of mogelijk was hij toch enigszins afgunstig op zo'n
autodidact, die nu warempel met de titel 'Astronoom van de stadhouder' was
gaan prijken3". Volgens de door Ackermans opgetekende briefwisseling ver
wierp Lulofs alle Middelburgse observaties, ondermeer 'wegens de mindere
volkomenheid der daartoe gebezigde werktuigen'31. Hij had bijvoorbeeld kri
tiek op de verdeling van het gebruikte muur-quadrant, dat door De Munck in
30.000 delen was verdeeld. Ook de refractie-tafels werden door Lulofs finaal van
de hand gewezen, maar naar het schijnt zonder dat hij daartoe nadere argumen
ten gaf. Verder had hij kritiek op de keuze van de gebruikte literatuur en wees hij
op enige kleine drukfouten.
Gezien het toch zorgvuldig opgebouwde betoog van De Munck en gezien het
feit, dat hij - blijkens zijn brieven - bepaald wel voor kritiek openstond, mag de
ongenuanceerde en felle reactie van Lulofs ons wel enigszins verbazen. Van enig
constructief commentaar is bepaald geen sprake, terwijl we toch mogen vaststel
len dat De Munck een fundamenteel probleem onderkende. Hij is bovendien
naar wij weten de enige astronoom uit de Nederlanden, die in de achttiende
eeuw zelfstandig een op metingen gebaseerde refractie-tabel heeft samenge
steld32. Dat zijn resultaat, vergeleken met datgene wat anderen in het buiten
land tot stand brachten, bepaald niet tot het beste gerekend kan worden, dat de
ze periode op dit gebied heeft voortgebracht, doet aan deze prestatie op zichzelf
niets af. Verder toont de Munck een duidelijk inzicht in het feit dat het benutten
van grote aantallen gelijkwaardige metingen en het veelvuldig middelen van de
meetresultaten, de nauwkeurigheid van een eindresultaat kan verhogen. Ten
slotte accepteert hij op gezag van zijn metingen een voor hem volstrekt nieuw en
onverwacht fenomeen: een asymmetrie tussen de noordelijke en zuidelijke
'dampheffing'. Dit verschil kan weliswaar nooit zo groot zijn als door De Munck
gemeten is, maar het verschijnsel bestaat wel degelijk. Eerst in onze eeuw is het
bestaan ervan beslissend bewezen33.
124