27. Omtrent de verschillen die men vindt 'na gelegentheid van 't weer' maakt De Munck
zich niet druk. Weliswaar konden deze verschillen volgens hem oplopen tot maximaal
zes boogseconden. maar hij gaat er van uit dat men na middeling van een groot aantal
metingen 'het begeerde, zoo na als 't de praktyk toelaat' kan vinden. Hij tekent dus wel
iedere dag de weersgesteldheid op, maar legt geen direkt verband met zijn astronomi
sche metingen.
28. Vgl. Murdin, Under Newton's Shadow, 124-125.
29. A.l. Mahan, 'Astronomical Refraction, some History and Theories', in Applied Op
tics 1 (1962), 497-511.
30. De Munck veronderstelde dit. Wanneer Klinkenberg hem met zijn benoeming felici
teert, dan bedankt hij hem 'als niet sijnde bezet met Jaloesie, zoo als eenige andere ge
leerden hebben getoont'. (brief d.d. 9 augustus 1748.)
31FA Van der Feen, manuscript Ackermans, 58-61
32. Wel publiceert M. Semeyns uit Enkhuizen nog een 'Waarneeming over de Waare
Dampheffinge op een eiland benoorden Batavia', Verh. HMW, 2 (1755), 419-421,
maar de daarin afgedrukte tabel is slechts gebaseerd op één enkele meetreeks, en niet
-zoals bij De Munck-op meer dan 500 verschillende observaties. (De Munck 1744b,
34.Later in de eeuw heeft ook de Utrechtse hoogleraar Hennert zich nog met het pro
bleem van de refractie ingelaten, maar metingen van hem zijn ons niet bekend. Een
door Hennert gesuggereerde prijsvraag van de Hollandsche Maatschappij der Weten
schappen over dit onderwerp (1788-1790) bleef onbeantwoord. (Zie: J.G. de Bruijn,
Inventaris van de prijsvragen uitgeschreven door de Hollandsche Maatschappij der We
tenschappen 1753-1917(Groningen, 1977), 69-70.)
Voor de situatie in het buitenland zie: Bruhns, Strahlenbrechung.
33. Mahan, 'Astr. Refraction', 507.
34. Dat Lulofs in staat was om door zijn optreden ook andere niet-universitaire onderzoe
kers tot grote ergernis te brengen blijkt uit een gedrukt verweerschrift van de Enkhui-
zense schepen Meyndert Semeyns tegen de 'ongehoorde behandeling' die Lulofs hem
ten deel had doen vallen bij zijn reactie op een door Semeyns voorgestelde theorie om
trent het aardmagnetisch veld. (Zie: DBierens de Haan'Een Leidsch hoogleeraar en
een Enkhuizer Natuurkundige in de vorige Eeuw', in Album der Natuur 1872,242-246;
vgl. Davids, Zeewezen, 194-195.) Voorde wijsgerige arbeid van Lulofs, zie: F. Sassen,
Johan Lulofs (1711-1768) en de Reformatorische Verlichting in de Nederlanden, Am
sterdam, 1965.
35Jde MunckDe Groote Zon Eclips, Dewelke voorvallen zal, op den 25 July 1748, Mid
delburg, H. van Hoekke, 1748. De originele koperplaat van het vignet is nog aanwezig
in het FA Van der Feen
36. FA Van der Feen, manuscript Ackermans, 64. De berekening kwamen volgens De
Munck 'zeer na uyt met de verschijning' (brief aan Klinkenberg, 24 aug. 1748).
37. Enkele exemplaren van de drukproef heeft hij wel in kleine kring laten circuleren. Zo
wordt er een genoemd in de veilingcatalogus van de bibliotheek van de reder Jacobus
der Kinderen (Middelburg, 1764, p. 14): Gekocht door de doopsgezinde predikanten
arts Gerardus de Wind. Deze bezat van de Munck ook 'een fraai geteekende sterre-
kundige observatie' (brief van S. de Wind aan P.J. Ackermans, 3 maart 1843).
38. Verh. HMW, 6, eerste stuk (1760), 299; Verh. HMW, 6, tweede stuk (1762), 899-901,
908.
39. FA Van der Feen, manuscript Ackermans, 70-71. Laurens de Munck was bepaald niet
de enige die daar aanwezig was. De beroering veroorzaakt door het grote aantal waar
nemers en de harde wind ontlokte de astronoom Pingré de uitspraak dat het Observa-
toire 'fut ce jour la une vraye tour de Babel'. (Woolf, Transits, 50.) De Munck zelf
heeft aan deze overgang-zo kort na het overlijden van zijn beide zoons-weinig aan
dacht besteed. Wel schreef hij erover met Jan Schim te Maassluis.
164