loof, hij komt voor die waarheid uit en verwerpt alles wat strijdt met de rede en
het gezond verstand.
3. Hij onderzoekt de natuur door middel van de zintuiglijke waarneming en
poogt langs die weg de oorzaken en verbanden te achterhalen en tot natuurwet
ten te besluiten.
4. Bovendien onderzoekt hij de 'eindoogmerken' der dingendat wil dus zeggen
dat de teleologie voor Krom wezenlijk bij de natuurwetenschap behoort.
5. Hij eerbiedigt de grootheid van het Opperwezen in de werken der natuur.
Dat laatste hoeft op zich niet meer te impliceren dan natuurlijke theologie.
Krom gaat echter verder en stelt dat het christelijk geloof, dat meer is dan alleen
maar natuurlijke godsdienst, omdat het ook de openbaring van God in Jezus
Christus erkent, heel goed met deze voorwaarden kan samengaan. Hij geeft toe
dat veel in de christelijke leer voor hem onverklaarbaar is, maar er is niets in dat
strijdt met de rede115. Bovendien, hoeveel is er niet verborgen en onverklaar
baar in de natuur? Hoeveel vragen zijn er niet op het gebied van de natuurweten
schappen? Krom somt dan een hele reeks van problemen op uit alle mogelijke
gebieden van de natuurwetenschappen.
Wat de natuurkunde betreft, merkt hij op dat we nog steeds niet weten wat 'licht'
eigenlijk is, ondanks alle onderzoekingen en ontdekkingen1"'. Ook na Van
Swindens verhandeling over de analogie van magnetisme en elektriciteit weten
we nog steeds niet wat het wezen is van deze twee natuurverschijnselen117. Ook
de aard van de gravitatie is voor ons verborgen. Voor ons die gewend zijn aan
werking door middel van contact van lichamen, is de zwaarte in feite een onbe
grijpelijke zaak. Slechts door proeven achteraf èn daarop gebaseerde bewijs
voeringen wordt het aannemen ervan gerechtvaardigd11 s. De bedoeling van
Krom met deze en andere door hem opgeworpen problemen is duidelijk: mag
het christelijk geloof dan ook niet zijn onbeantwoorde vragen hebben?
Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat Krom gepoogd heeft zowel geletter
den die het christelijk geloof mede op grond van natuuronderzoek bestreden, als
christenen die de beoefening van de natuurwetenschappen gevaarlijk achtten,
beide van hun ongelijk te overtuigen. Weliswaar zijn zijn werken vooral gericht
op de verdediging van het christelijke geloof door omstreden bijbelgedeelten en
geloofsstandpunten met de toenmalige stand van de natuurwetenschappen te
verzoenen, maar tegelijk spreekt ook voortdurend de verlichte achttiende-
eeuwse theoloog wanneer hij zich eveneens keert tegen in zijn ogen bevooroor
deelde christenen. De oplossing van de wrijfpunten tussen beide groepen is
eigenlijk heel simpel voor hem: wie het christendom bestrijdt, is geen ware wijs
geer - dat bewijst immers het succesvol harmoniseren - en wie de klare feiten van
de natuurwetenschap niet aanvaardt, is een bekrompen christen met onhoudba
re vooroordelen119-goed onderzoek onder leiding van de rede leidt immers tot
waarheid? De ideale onderzoeker en wijsgeer is dus hij die enerzijds de openba
ring geheel aanvaardt en Christus kent als zijn persoonlijke Verlosser, en die an
derzijds een 'liefhebber [is] der wetenschappen, een beoefenaar van natuur- en
sterren-kunde, een groot philosooph,', die het als zijn dure plicht beschouwt de
Schepper in Zijn werken te kennen en te verheerlijken120. Hoe meer hij door
dringt in de geheimen der natuur, hoe meer God als de Schepper van alles hem
ontzag in zal boezemen. Intussen is hij ook een man die zijn verstand gebruikt,
die zelfstandig durft te denken. Die zonder vooroordeel onderzoekt, beschouwt
en overweegt, maar er bij dit alles ten volle van overtuigd is en er steeds meer van
195