overtuigd wordt dat Gods openbaring de strengste toets van de rede kan door
staan. Dat laatste is blijkbaar voor Krom de hoogste lof voor de openbaring121.
We laten hem zelf nog aan het woord:
'Terwijl hij zich gedurig oefent in de Godlyke openbaaring, zet hy, naa zyne gelegen
heid, het onderzoek, omtrent de werken der natuur, ook naarstig voort, en geenszins
sluit hy de oogen voor het licht, het welke eene gezonde wysgeerte, eene thans zoo
grootlyks verbeterde natuur- en sterren-kunde, verspreidt over de werken van den Al-
magtigen'122.
KROMS BETEKENIS: EEN TYSICO-THEOLOGISCHE VOETNOOT'
Het onderzoek dat Krom zelf gedaan heeft, is nauwelijks van betekenis geweest,
zijn apologie is veelal weinig overtuigend en lost allerlei vragen op door goedko
pe harmonisatie of oppervlakkige weerlegging. Toch kan niet ontkend worden
dat zijn oordeel soms tamelijk genuanceerd en voorzichtig is. Men denke aan de
ruimte die hij open laat om, gegeven dat God alle dingen schiep, toch te speuren
naar natuurlijke oorzaken1'3. Terwijl een man als J.F. Martinet (1729-1795)
zelfs weet waarvoor een luis geschapen is, erkent Krom dat we niet altijd het doel
kennen waarvoor iets geschapen is
Intussen mist de systematische apologie van Krom de spontaniteit van onderzoe
kers als Kepler en Swammerdam125, voor wie de ontmoeting méten de ervaring
van God een onverwachte toegift was bij hun onderzoek en er een bijzondere di
mensie aan gaf. Bots heeft erop gewezen dat in de loop van de achttiende eeuw
de band tussen geloof en natuurwetenschap verloopt van de spontane Godserva
ring, via de systematisering van deze ervaring door de fysico-theologie tot een
dogmatisme - God is in de natuur aanwezig en daarom is het plicht aan natuur
studie te doen - waarbij het contact met de natuur verzwakt Ook bij Krom
komen we deze verplichtstelling tegen en zijn beschouwingen met hun soms be
lerende toon maken op ons dikwijls een gekunstelde indruk. Wat Bots systema
tisering noemt12' is in Kroms werk, zoals gebleken is, duidelijk aanwezig, alles
'gekruid' met ingrediënten van wat Sassen de 'Reformatorische Verlichting'
noemt128.
Als we alles overzien, rijst onwillekeurig de vraag of deze achttiende-eeuwse do
minee de inspanning van het schrijven en lezen van dit artikel wel waard was. Ik
stel het antwoord nog even uit. Laten we eerst het Nederlands-talige standaard
werk op fysico-theologisch gebied raadplegen. Ik bedoel het al meermalen geci
teerde werk Tussen Descartes en Darwin (1972) van J. Bots. Daarin komt de
naam van Krom voor, in een voetnoot op bladzijde 150, terwijl we in de bibli
ografie één titel van hem aantreffen12". Nu bestaan er boeken, waarin de voetno
ten in hun totaliteit minstens zo belangrijken interessant zijn als de tekst130, en al
zou een individuele voetnoot hier en daar best gemist kunnen worden, toch
draagt iedere voetnoot zijn steentje bij tot een beter verstaan van de tekst. En
om naar de vraag terug te keren, misschien is de fysico-theologie in al haar ge
schakeerdheid en met haar vele vertegenwoordigers te beschouwen als zo'n on
misbare verzameling voetnoten in het boek van de ontwikkeling der natuurwe
tenschappen, waarvan iedere afzonderlijke noot weliswaar dikwijls slechts een
geringe waarde heeft, maar toch altijd verhelderend of informerend is, of onze
belangstelling wekt. Vandaar dat ik het er toch maar op waag de boven gestelde
196