voedingswerk. In de eerste catalogus van 1799, waarin naast alle Nutspublicaties
nog 368 andere titels waren opgenomen, was slechts 6% van het totale aantal ti
tels aan de natuurwetenschappen, inclusief de fysico-theologie, gewijd. Ge
schiedenis en geografie waren nog het meest in tel met respectievelijk 25 en 20%
van het totaal. De categorieën romans en letterkunde namen respectievelijk 17
en 30% voor hun rekening. In de categorie naslag- en seriewerken (9%), waarin
ook de Verhandelingen van de grote geleerde genootschappen waren opgeno
men, ging uiteraard nogal wat natuurwetenschap schuil, maar het is duidelijk dat
bij het door het Nut verrichte culturele zendingswerk de natuurwetenschappen,
ook die in utilitaire zin, slechts een marginale rol was toebedacht17. Overigens
had het cultuurtype dat via de Nutsbibliotheek verbreid werd maar weinig ge
meen met dat waarin het Zeeuwsch Genootschap excelleerde. Nauwelijks be
langstelling voor de (klassieke) letteren, slechts een zeer beperkt aantal histori
sche werken met een wetenschappelijke pretentie en maar weinig theologie.
Moraliserend en didactisch geïnspireerd, vertoonde het veel overeenkomsten
met het beschavingsideaal dat vooral dankzij de talrijke spectatoriale geschrif
ten vaste vorm had gekregen.
Voor een nader onderzoek van de door de beide natuurkundige gezelschappen
na 1793 ontplooide activiteiten is helaas nauwelijks materiaal beschikbaar. Over
de docent in deze colleges weten we echter des te meer. Vanaf 1799 tot vlak voor
zijn dood in 1841 werd deze post vervuld door de voormalige Zierikzeese notaris
Johan de Kanter Phzn. De Kanter was een autodidact die na de Latijnse school
en zijn opleiding tot notaris zich had ontwikkeld tot een encyclopedische veelwe
ter met grote belangstelling voor de natuur- en wiskunde. Hij was van het type
dat met de pen in de hand leefde en zijn omvangrijke publicistische oeuvre om
spande vele wetenschapsgebieden. De Kanter publiceerde o.a. een Chronyk
van Zierikzee (1794) en stond samen met J. ab Utrecht Dresselhuis aan de wieg
van De Provincie Zeeland (1824), een nieuwe beschrijving van het gewest. Op
het gebied van de natuurwetenschappen was hij een onvermoeibaar fysico-the-
oloog en popularisator. In 1794 had hij in het natuurkundig genootschap van
Zierikzee een groot dichtstuk voorgedragen waarin Gods grootheid in de schep
ping werd bezongen. Zijn locale roem ontleende De Kanter vooral aan veel ver
kochte werkjes met valutaconversietabellen, uitleg van de nieuwe maten en ge
wichten en berekeningen van toekomstige zon- en maaneclipsen18. Het valt niet
aan te nemen dat zijn onderwijs, waarvan tijdgenoten getuigden dat het in staat
was de meest gecompliceerde onderwerpen helder en eenvoudig ten tonele te
voeren, qua karakter sterk van zijn publicaties zal zijn afgeweken. Van een
breuk met de fysico-theologische en populariserende traditie van voor 1793 is
dan geen sprake.
Het Zeeuwsch Genootschap bleef ondanks de financiële problemen de fakkel op
het terrein van de zuivere wetenschapsbeoefening hoog houden. De belangstel
ling voor de natuurwetenschappen nam hier echter langzaam maar zeker af. Van
de 112 verhandelingen die de Walcherse leden tussen 1795 en 1815 produceer
den, was nog steeds zo'n 20% aan de medische wetenschap gewijd, tegen nog
slechts 6% aan de wis- en natuurkunde en 2% aan de natuurlijke historie. The
ologie en letteren klommen samen naar de 70%een ontwikkeling die vooral op
het conto van het toegenomen aantal predikanten in het genootschap moet wor
den geschreven. Het populariserend karakter van de natuurwetenschappelijke
verhandelingen bleef gehandhaafd. Ook bij de prijsvragen was van een duidelijk
218