hoeveelheid laboratoriumglaswerk17. Ook had hij een indrukwekkende verza
meling simplicia, waaronder fossielen, mineralen, mumia en twee soorten bezo-
1 8
arsteen
In zijn bibliotheek waren de voornaamste hand- en leerboeken te vinden, en het
is opvallend, dat ook de 'moderne' handboeken, verschenen na de uitgave van
de Pharmacopoea Neerlandica in 1851, niet ontbreken. Ook was Priester geab
onneerd op het 'Tijdschrift van Haaxman', waarin de nieuwste ontdekkingen op
farmaceutisch gebied in binnen- en buitenland werden gepubliceerd19.
Mag Priesters' scheikundeonderwijs ondanks al deze hulpmiddelen niet boven
de middelmaat zijn uitgekomen, op botanisch terrein heeft hij zeker zijn sporen
verdiend. Te oordelen naar de inhoud van zijn bibliotheek was Priester een
groot plantenliefhebber20. Onder zijn leiding werd de hortus ingericht. Het
moet een fraaie tuin zijn geweest, met ruim vierhonderd planten, ingericht naar
het voorbeeld van de hortus te Leiden. Na zijn overlijden werd Priester opge
volgd door de apotheker De Ligny.
P. M. De Ligny.
Pieter Marinus de Ligny (1828-1892) was opgeleid in Rotterdam en Utrecht, en
had les gehad van G.J. Mulder. Hij had ongetwijfeld een betere opleiding gehad
dan zijn voorganger, en zijn leerlingen hebben daarvan kunnen profiteren.
Inmiddels was de school geen provinciale instelling meer. In 1853 hadden de
Zeeuwse Staten besloten gedurende tien jaar een jaarlijkse subsidie van fl.
1500,- te geven, op voorwaarde dat de stad Middelburg de verdere zorg voor de
school overnam. Was de provinciale school al met een minimum aan middelen
tot stand gekomen, de stedelijke instelling die op 1 januari 1854 het onderwijs
voortzette kon evenmin beschikken over een ruim budget.
Er werd dan ook vanaf 1854 door de leerlingen schoolgeld betaald. De nieuwbe
noemde lector De Ligny moest evenals zijn voorganger voor het onderwijs ge
bruik maken van zijn apotheeklaboratorium, dat hij op eigen kosten uitbreidde.
Maar ook kon hij gebruik maken van het laboratorium, dat inmiddels voor de
provinciale commissie ingericht was. De Ligny was ontheven van de taak onder
wijs in de natuurkunde te geven, voor dit vak werd een buitenstaander aange
trokken. Dr. G. van Hennekeler, eerst leraar, later direkteur van de Burger
school te Middelburg, nam behalve het onderwijs in de fysica ook het botanisch
onderwijs op zichzodat De Ligny zich uitsluitend aan chemie en pharmacie kon
wijden.
De laatste tien jaar van het bestaan van de klinische school verliepen voorspoe
dig. Het aantal leerlingen was weliswaar niet groot, maar elk jaar werden er
nieuwe leerlingen ingeschreven. Eind december 1866 kwam het einde van de
school. Door de nieuwe geneeskundige wetgeving van Thorbecke waren de da
gen van de tweede medische stand geteld. In afwachting van de nieuwe Hoger
Onderwijswet, die ook de apothekersopleiding een plaats aan de universiteit zou
geven, trachtte men in Middelburg de klinische school nog open te houden. De
pleidooien van onder andere dr. J.C. de Man hadden echter geen resultaat, de
school werd opgeheven, en de leerlingen zetten elders hun opleiding voort.
In de veertig jaar van haar bestaan had de geneeskundige school in Middelburg
in totaal 433 leerlingen opgeleid, waaronder 174 apothekers21.
234