Afgaande op allerlei bijbelse aanduidingen bestaat er een bepaalde rangorde en functieverdeling in de engelenwereld. De beschermers en helpers der mensheid staan dan onder aan de hemelse hiërarchie25. Van belang is nu uiteraard de engelenleer van de Nederlandse gereformeerde kerk in de zeventiende en achttiende eeuw. In twee opzichten week de visie op de relatie tussen engelen en mensen af van de rooms-katholieke traditie. Het dui delijkste verschil lag in de afwijzing door de reformatie van alle personen en vor men van heilsbemiddeling buiten Christus. Priesters en sacramenten konden geen genade geven, maar ook mochten engelen en heiligen niet langer worden vereerd. Minder scherp was de afwijking van de oude christelijke leer dat elke gelovige - in de middeleeuwen dus elk lid van de katholieke kerk - zijn eigen schutsengel had. De gereformeerde orthodoxie hield op grond van enkele bijbel teksten26 vast aan het bestaan van engelbewaarders, maar beperkte hun rol tot een algemene beschikbaarheid voor gelovigen in bijzondere situaties. In de late zeventiende eeuw ontstond er in de Nederlandse kerk een crisis van de protestantse engelenleer. In 1691 begon de Amsterdamse predikant Balthasar Bekker een vierdelig werk te publiceren over De betoverde xveerekL waarin hij uitvoerig en kritisch inging op het geloof in engelen en duivelen. Hij ontkende het bestaan van deze hogere wezens niet, maar verwees hen als hel ware uil de wereld terug naar de hemel en de hel. Als aanhanger van de natuurfilosofie van René Descartes geloofde Bekker niet in de mogelijkheid dat zij invloed uitoefe nen op lichaam en geest van mensen en dieren. Allerlei bijbelteksten over enge len en duivels legde hij uit als figuurlijke spreekwijzen over menselijke verschij ningen en voorstellingen. Op deze wijze bestreed hij op baanbrekende wijze allerlei heersend bijgeloof, met name van hekserij en toverij. Tegelijk maakte hij beschermengelen van mensen, huizen, steden en volken tot sprookjesfiguren27. Bekkers ideeën werden aanvankelijk in Nederland in brede kring afgekeurd. Hij werd door de kerk afgezet als predikant; zijn boek werd door de overheid verboden en door velen bestreden. In Zeeland stelde men in 1693 zelfs een aan vullend belijdenisgeschrift op. dat door alle predikanten en proponenten moest worden ondertekend: de Walcherse Artikelen. Hierin werden meerdere toenma lige dwalingen, die te wijten waren aan de toenemende invloed van de Cartesi aanse filosofie op de theologie, veroordeeld. Het vijfde en laatste artikel betrof 'de werkingen der goede en kwade engelen'. Hoezeer deze kwestie als relevant voor de persoonlijke geloofspraktijk werd beschouwd, blijkt uit een verdediging van de Walcherse Artikelen die nog in 1758 werd gepubliceerd door de Vlis- singse predikant Jan Jacob Brahé. Volgens hem konden de ware vromen de enge len, als zijnde hun metgezellen, beschermers en voorbeelden, niet missen215. 25. Een gereformeerd dogmatisch standaardwerk over dit onderwerp is A. Kuyper, De engelen Gods (Amsterdam 1923?). 26. Met name Psalm 91.11-12: 'Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dal zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat hij uw voet aan geen steen stoot', en Hebreeën 1.14: 'Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden om dergenen wil die de za ligheid beërven zullen?' (citaten volgens Statenvertaling). 27. W.P.C. Knuttel. Balthasar Bekker, de bestrijder van het bijgeloof ('s-Gravenhage 1906. reprint Groningen/Castricum 1979) 207-208. 28. J.J. Brahé, .Aanmerkingen over de vijf Walchersche artikelen, welke beneffens de gewoone for mulieren van eenigheit in die e. classis ondertekend worden, tot bevordering van waarheid en een dracht geschreven (oorspr. Middelburg 1758, heruitgave Rotterdam 1937) 141. 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1999 | | pagina 109