Terwijl sommige vrijbuiters aldus een veilig haven wisten le bereiken en anderen alsnog door de weersomstandigheden of de kaperacties der Vlamingen verloren gingen, waren Daniël Le Clercq en Daniël Hardenberch die het arrest van de Spaanse ambassadeur niet hadden kunnen ontgaan overgeleverd aan andere on zekerheden. Voor hen zouden de rechtspraktijk en vooral ook de politieke machtsverhoudingen aan het Engelse hof uitmaken of hun prijzen Zeeland zou den bereiken. Het behoeft geen beloog dal de in 1631 voor het High Court of Ad miralty te Londen gevoerde processen tussen de Zeeuwse kapers Daniël Harden berch en Daniël Le Clercq en de Nederlandse ambassadeur enerzijds en de Portugese eigenaren der beide prijsschepen, Frances Rangel respectievelijk Jo hannes Lopez Fernandez en de Spaanse ambassadeur anderzijds alle kenmerken van een test-case vertoonden, waarin voor de Republiek de praktische waarde van het verdrag van Southampton en de voortzetting van het gebruik der Engelse havens door Nederlandse commissievaarders na de Spaans-Engelse vrede van 1630 op de proef werden gesteld. Zowel in Engeland als in Spanje en de Neder landen werd terdege beseft dat de uitkomst van beide processen verder reikte dan de belangen van de geïnteresseerden van deze zaken alleen. De onmiddellijke en permanente aandacht voor en interventie in het verloop van de processen van Le Clercq en Hardenberch vanuit politieke en diplomatieke kringen weerspiegelen de ruimere belangen die achter deze rechtszaken schuil gingen. Geregeld brach ten de Spaanse ambassadeur te Londen en Albeit Joachimi, ordinaris-ambassa- deur namens de Staten-Generaal aldaar, de stand van zaken onder de aandacht van de Engelse koning en zijn hovelingen om het proces in hun voordeel te doen beslechten. Dat de bepalingen uit de verdragen van Southampton en Madrid op het punt van de Engelse havens onverenigbaar waren, werd in Engeland spoedig gesignaleerd. Reeds op 17/27 maart 1631 waarschuwde de Engelse admiraliteits- rechter, Sir Henry Marten, Karei I voor de kwalijke reactie van Nederlandse zijde die een sententie ten nadele van de Zeeuwen zou oproepen: That since in the late treatie of Southampton 1625 there is an expresse article, that it should bee lawfull for the men of warr belonging to the Stales to bring in any their prizes into your Majesties Porles, havens or harbours and there to abide and stay, and thence to depart at their own will and pleasure without all interruption etc. it may bee thought very hard and perhaps not just to deprive them of this li- bertie of accesse and recesse before any notice or warning to the contrary; espe cially whereas by this last treatie betwixt your Majestic and the King of Spaine it is provided that a prize taken from the Spanish subjects by your own subjects the same place and lyme and long after, should bee as good as those that were taken in the tyme of the former hostility'"4. De vraag welk verdrag zou prevaleren en wie daardoor met de prijzen huiswaarts kon keren, beloofde derhalve een zaak van lange duur te worden met vergaande politieke implicaties. Duidelijk was dal de Spanjaarden voor wie de Nederlandse commissievaart een belangrijke doom in het oog vormden, voor een goede afloop van de proces- 38. PRO. SP 16/186 ff. 143r-143v Sir Henry Marten aan Karei I, 17/27 maart 1631 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1999 | | pagina 58