kwam er een thesorier-generaal, die geleidelijk aan een belangrijk deel van hun
werkzaamheden en daarmee van hun gezag overnam. Anders dan de naam the-
sorier doet vermoeden, was van een gewestelijke schatkist geen sprake. Evenmin
als eerst de rentmeesters beheerde de thesorier een echte kas. Hij administreerde
slechts inkomsten en uitgaven van het gewest.
Tijdens de landsheerlijke periode placht de Rekenkamer in Den Haag de reke
ningen van de rentmeesters bewesten- en beoostenschelde zorgvuldig door te ne
men. Kort na het begin van de opstand werd de controle van alle Zeeuwse reken-
plichtigen overgenomen door Gecommitteerde Raden. Het bleek een tijdrovend
karwei dat hun al snel te veel werd. zodat de Staten van Zeeland overgingen tot
het aanstellen van extraordinaris-gecommitteerden. Al vóór 1594 is er sprake van
een buitengewone commissie tot het nazien van de rekeningen. De kostbare oor
log maakte steeds meer belastingen noodzakelijk. Het aantal ontvangers nam na
venant toe en daarmee het aantal te controleren rekeningen. Toen in het laatste
decennium van de zestiende eeuw de dagelijkse besognes van de oorlogvoering
te lande steeds meer tijd gingen vergen, besloot men definitief een apart college
in het leven te roepen. Een nauwkeurige controle was, gezien de enorme hoe
veelheid geld die ermee gemoeid was, bittere noodzaak. Eind 1596 werden de in
dividuele leden van de Zeeuwse Rekenkamer door de Staten aangesteld en voor
zien van een zeventien artikelen tellende instructie'.
De rekenmeesters
De Zeeuwse Rekenkamer bestond vanaf het begin uit zeven auditeurs, namelijk
de 'representant' van de Eerste Edele en vertegenwoordigers namens de zes
stemhebbende steden (Middelburg, Zierikzee, Goes, Tholen, Vlissingen en
Veere). Om te voorkomen dat men zich schuldig zou maken aan al te grote
vriendjes-, lees familiepolitiek, werd al direct bepaald dat te nauwe bloedver
wantschap tussen de leden onderling niet was toegestaan. Het bleek een regel,
waarvan men in het kleine Zeeuwse regen ten wereldje regelmatig met toestem
ming van de Staten af zou wijken. De benoeming van Steven Bekker tot reken
meester wegens de stad Middelburg in 1649 geschiedde bijvoorbeeld 'met acte
van dispensatie over zijne affiniteit met den heere Velters' en ook bij de aanstel
ling van Adriaan Stavenisse in hetzelfde jaar was sprake van 'consanguiniteit'.
Het college van de Rekenkamer heeft binnen de Zeeuwse bestuurlijke verhou
dingen onmiskenbaar een belangrijke rol vervuld. Maar als we kijken naar de fei
telijke machtsverhoudingen tussen de verschillende colleges, de Staten, de bestu
ren van de verschillende steden, de Gecommitteerde Raden, de bewindhebbers
van de Zeeuwse kamers van Oost- en Westindische Compagnie, dan lijkt de rol
van de Rekenkamer nogal bescheiden. Niet altijd werden de bekwaamsten in dit
college benoemd. Een lid van de Zeeuwse Staten verwoordde zijn kritiek op de
rekenmeesters in 1682 als volgt:
1. Zeeuws Archief (ZA). Arch. Rekenkamer 11. inv.nr. 1072.
66