Men wees erop dat in de 'Instructie' bepaald was dat er jaarlijks een rekenmees
ter moest worden aangewezen om verantwoording af te leggen van de ontvangen
'boeten, mulcten ende amenden'. Deze boeten werden, zo betoogden de heren,
met 'discretie en gematigdheid' geïnd en 'zo er geen collegien en zijn zonder be
hoeften' aangewend voor hun benodigdheden. Al 26 jaar had men dezelfde wijze
van administreren gevolgd, zonder dat er commentaar op gekomen was. Vooral
gezien 'de geringicheijt van de voorseyde rekeningen' en de 'goede mesnaige bij
die" verbaasde men zich over alle commotie. Van alles was immers een behoor
lijke administratie bijgehouden. Zelfs van de "gedediceerde ofte gecochte bouc-
ken' was een inventaris aangelegd. Maaltijden waren gebruikelijk bij 'affscheyt
ofte bewillecomminghe' van leden van het college en 'vereeringen op bruylof-
ten' kwamen maar zeer zelden voor. Vergoedingen voor transport van huisraad
waren bij alle raden en colleges gewoon en van andere 'courtoisien ofte benefi
ciën' wist men -met uitzondering van een gratuiteil aan de ontvanger van de es-
pargnes- niets. De kosten van de Rekenkamer waren al jaren redelijk constant en
schommelden rond de 1600. Niettemin verklaarden de heren zich -uiteraard-
bij de genomen besluiten neer te leggen, al verzochten zij de Staten nederig hun
toch enige vrijheid te laten, eenzelfde vrijheid als de andere colleges. De heren
kropen door het stof en de hele affaire liep met een sisser af. Ook in de hierop-
volgende jaren was er genoeg financiële ruimte om de nodige 'necessiteiten' aan
te schaffen, keurig terug te vinden in de 'rekeningen van de espargnes'. Alle
goede bedoelingen ten spijt slaagden de achtereenvolgende secretarissen er gedu
rende een eeuw echter niet in de vereiste catalogus op de aanwezige boeken en
prenten te vervaardigen. Telkenjare schreven zij bij de inleiding van de rekening
der espagnes dat de vervaardiging hiervan tot nader order was uitgesteld.
Beloning en verplichtingen
De inkomsten van de heren rekenmeesters waren niet gering. Het auditeurschap
was een begeerde functie als we letten op de schaal van ambten. Daarnaast ont
ving men jaarlijks douceurs in de vorm van nieuwjaars-geld en konijnen uit de
duinen van Schouwen. In de ogen van een tijdgenoot had hel werk niet veel om
het lijf. Toen in 1676 de afgevaardigde van Veere, Stertenius overleed en zijn
plaats opgevuld werd door Arnold Cunningham gaf een lid der Zeeuwse Staten
als heimelijk commentaar
'Stertenius hadt in de Staten
de rekenplaats vacant gelaten.
Der Vere vindt daartoe bequaam
den burgermeester Cunninghaem.
Daar sal hij sitten, als in 't schole,
om met een krijtje off houdtskole
te rekenen sijn buykje vul.
Van één is één en nul is nul.s'
8. Michiel Michi'elzon, Burleske Notulen.
76