zelfs gouden exemplaren voorkomen. De laatste werden vooral als nieuwjaarsge
schenk voor ambtenaren gebruikt. Op 9 juni 1649 kregen de leden van de Reken
kamer bijvoorbeeld 'agt pakskens, houdenden yder pakske één gelyken van goud
en zilver en 36 kleine zilvere legpenningen' van de Raad. AI vanaf haar oprich
ting had de Rekenkamer de Zeeuwse Munt eigen legpenningen laten slaan, die in
grote aantallen werden gemaakt. Alleen al tussen 1637 en 1645 werden driedui
zend stuks door de Munt aan de Rekenkamer geleverd. In mei 1645 liet men een
nieuw model maken, waarop aan de ene zijde een tafel met daarop een openge
slagen boek, een inktkoker met ganzepen. kokertje en enige legpenningen en aan
de andere zijde een hand met een weegschaal te zien was. De deviezen, die als
omschrift waren aangebracht, had secretaris De Jonge hoogstpersoonlijk gecon
cipieerd: "Discite justitiam moniti' en 'suuni cuique tribuere'. Het laatste rand
schrift komt inmiddels bekend voor: 'yder het syne'de tekst die ook onder de
tekening van het glasraam te lezen is. Het stempel voor deze penning werd door
Johannes Looff geslagen20. Of hij ook het ontwerp maakte, is niet achterhaald.
Van Barlaer werd in 1657 gevraagd de door secretaris De Jonge ontworpen pen
ning enigszins aan te passen. Van de naar zijn ontwerp geslagen legpenningen
zijn nog diverse exemplaren bewaard, onder andere in de collectie van het
Zeeuws Genootschap. Nog steeds is aan één kant de bolpoottafel met daarop de
attributen van de Rekenkamer te zien. Door deze vanuit een andere hoek te be
schouwen, een rijkere franje aan het kleed te tekenen en het aantal objecten op de
tafel te verminderen, is de voorstelling echter minder zwaar geworden. De keer
zijde van de legpenning kreeg een geheel nieuw uiterlijk. Hier bracht Van Bar
laer een klassiek vormgegeven Vrouwe Justitia met in de linkerhand een weeg
schaal en in de rechterhand een zwaard aan. De omschriften bleven ongewijzigd.
Hoewel de rekeningen van de espargnes geen betaling aan de stempelsnijder
noemen, zal het stempel vermoedelijk door Matthijs Hooft sr., die in 1652 Looff
als stempelsnijder bij de Munt was opgevolgd, vervaardigd zijn. De nieuwe
rekenpenning werd op 2 maart 1657 geslagen.
Gezien de veelzijdigheid van Cornelis van Barlaer, de uit de rekeningen van
de espargnes gebleken betrokkenheid van deze glasschrijver bij het 'glazen por
tret' van de rekenmeesters en de vermelding van diverse betalingen voor ontwer
pen van zijn hand, mag zowel het verloren raam als de bewaarde modeltekening
aan hem worden toegeschreven. Als we aannemen dat de heren niet werkelijk
hebben geposeerd, en de weinig persoonlijke trekken van de voorgestelde figu
ren wijzen daarop, dan zal het ongetwijfeld tot de taak van de secretaris hebben
behoord de samenstellende delen van de tekening aan Van Barlaer door te geven.
De symbolische elementen moesten juist worden weergegeven, een treffende ge
lijkenis van de 'effigies' was minder noodzakelijk. Het was de kamer die werd
afgebeeld en niet het groepsportret, of toch wel? Het doet er weinig toe. Dankzij
de tekening van Van Barlaer en de notities van twee secretarissen, Anthony de
Jonge van Bruinisse en Pieter de la Rue, is het toch mogelijk gebleken een beeld
te schetsen van de Zeeuwse Rekenkamer halverwege de 17de eeuw.
20. M.G.A. cIc Man. Het leven en cle werken van Johannes Looff, stempelsnijder en graveur te Mid
delburg, Middelburg 1925.
88