KOSTELYCKE WAREN 9 de gemeinschap van stroomen ende traffieken, de oude vrientschap en de gewen- te onder malkanderen, heeft de landen van Brabant ende Zeeland so met eenan der verknocht ende verbonden, dat het gevoelen van de welvaert ofte kwalyckvaart van d'een noch van d'ander hen gelyck in de leden eens lichaams tot de anderen versterckt'.8 Door de komst van vele honderden emigranten uit de Zuidelijke Nederlanden worden deze banden zelfs nog verder geïntensiveerd. Na de eerste grote golf immigranten in de late zestiende eeuw, worden tussen 1605 en 1634 nog eens 2.031 nieuwe poorters in Middelburg ingeschreven.9 De naar Zeeland uitgeweken Vlamingen blijven niet alleen door middel van brieven in contact met hun achtergebleven vrienden en familieleden, zij gaan ook regelmatig bij hen op bezoek, zelfs in de jaren waarin verbitterd strijd wordt gele verd. Het passantenregister van de wachtpost bij het vlak voor Antwerpen gelegen Zeeuwse fort Lillo, dat helaas slechts voor enkele jaren bewaard is gebleven, geeft hierover informatie. Zo wordt op 28 september 1604 de van oorsprong Antwerpse Jacques Noiret (in 1602 één van de grote intekenaren op de VOC) doorgelaten. Op 2 november staat hij weer geregistreerd, nu op weg naar Middelburg. Het jaar daarop passeert zijn broer Robert tweemaal de wachtpost in omgekeerde richting. Ook de in 1589 uit Antwerpen naar Middelburg geëmigreerde kunstschilder Ambrosius Bosschaert reist in de zomer van 1604 in zuidelijke richting om twin tig dagen later terug te komen.10 En dit terwijl tegelijkertijd in Vlaanderen hevig wordt gevochten! Ook na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), wanneer de Zeeuwen de Zui delijke Nederlanden officieel weer als vijandelijk gebied moeten beschouwen, zijn de relaties niet verstoord, noch op het persoonlijke noch op het zakelijke vlak. Bij het huwelijk van één van de dochters van de Antwerpse handelsfirma Du Bois in 1632 zijn de Middelburgse Sara Boudaen en Pieter Resen welkome gasten en de handel 'op den vyandt' gaat ondanks de politieke veranderingen gewoon door.11 De nog steeds voortlevende mythe dat de Schelde gedurende meer dan vijftig jaar met behulp van schepen hermetisch was afgesloten, is reeds enkele jaren geleden naar het rijk der fabelen verwezen.12 Deze afsluiting is na 1587 nauwelijks meer dan een fiscale barrière. Hoewel zeeschepen niet naar Antwerpen mogen doorva ren en alle handelswaar op de Zeeuwse rede overgeladen moet worden, wordt door kleinere schepen een levendig verkeer onderhouden. Tot 1609 moeten de schip pers in Lillo hun goederen overladen, daarna kunnen zij gewoon van en naar Antwerpen varen mits over alle lading tol aan de Staten van Zeeland betaald wordt. Voor het vervoer van goederen vanuit Antwerpen wordt het opgeld in Lillo voldaan, op handelswaar van Middelburg voor Antwerpen wordt in Middelburg tol geheven. Voor de handel overzee wordt de keuze van een Antwerps koopman voor een bepaalde exporthaven (Middelburg, Oostende, Duinkerken) eerder bepaald door de aard van de goederen en de beschikbaarheid van schepen met de gewenste eindbestemming dan door de zogenaamde barrière van de Schelde. Import van goederen uit Middelburg verloopt eveneens zonder problemen. De contacten van de Middelburgse Jan van Hoorn met de firma Le Candele in Antwerpen geven een goed beeld van de intensiteit van de handel. Tussen 1628 en 1648 behaalt Van Hoorn alleen al met deze firma een omzet van ruim 1.000.000 vlaams voornamelijk met handel in suiker, indigo, cochenille en specerijen. De hoogste omzet 127.118 vlaams) komt in 1632 tot stand.13 Ook importverbo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 11