Grondstoffen voor de meubelindustrie KOSTELYCKE WAREN 11 zonden zijn. Vele hiervan komen van vaste correspondenten die bijna om de dag schrijven en nauwkeurige inlichtingen over de handelsactiviteiten verstrekken.22 Zelden beperken de Antwerpse firma's zich tot één contactpersoon. De firma De Bruyne heeft bijvoorbeeld rond 1650 met tenminste zeven Middelburgse hande laren regelmatig schriftelijk contact. Jacques Oysel handelt met deze firma tussen 1643 en 1651 in saai en wol en voert hierover een levendige correspondentie. Jacomo Guiot houdt zich in opdracht van De Bruyne vooral bezig met financiële transacties en de doorvoer van stoffen en tapijten naar Spanje. Hij stuurt bijna dagelijks brieven naar Antwerpen, waarin zeer veel concrete handelsinformatie te vinden is. Tussen 1662 en 1669 correspondeert Jacques de Bruyne eveneens bijna om de dag met de Middelburgse kooplieden Pieter Macaré sr. en jr., die als zijn bankiers optreden. De 865 brieven van vader en zoon Macaré in het archief van de firma De Bruyne geven een uitstekend inzicht in de handelsactiviteiten van beide firma's. Andere Middelburgse correspondenten van deze firma zijn Marcello van der Goes, Pieter Buteux, Pieter Sandra en Paulus de Villeers. Zowel uit de tolregisters als uit de bewaarde handelscorrespondentie in de Antwerpse Insolvente Boedelskamer blijkt onomstotelijk dat de Antwerpse kunst handelaren via Zeeuwse agenten regelmatig op de veilingen van de kamer Zeeland van de VOC kopen. Gezien de geringe afstand - slechts enkele uren varen - en de nauwe contacten tussen de inwoners van beide steden zal dit niemand verbazen. Tussen de papieren van verschillende Antwerpse firma's zijn regelmatig lijsten te vinden van de op de Middelburgse veilingen aangeboden goederen. Zo bevindt zich in het archief van de firma Musson een overzicht van hetgeen op 1 april 1680 bij de VOC kamer Zeeland verkocht gaat worden: naast grote partijen peper, foe lie, kaneel en salpeter veilt men deze keer ook galnoten, tin, porselein, sandel-, slangen- en sappanhout, Perzische, Bengaalse en Chinese zijde, florette garen, thee, katoenen lijwaat en sits.23 Allemaal zaken waarin Musson en zijn echtgenote, die een handel in specerijen drijft, geïnteresseerd zijn. Vooral exotische houtsoor ten, grondstoffen voor het bereiden van diverse kleuren verf en ruwe zijde blijken door tussenpersonen ingekocht en naar de Scheldestad verscheept te worden. Ook voor goederen uit de West als huiden en schildpad bestaat grote belangstelling. De behoefte aan al deze producten is in Antwerpen zo groot, dat aanvoer via Zeeland alleen niet toereikend is. Een deel betrekt men elders, vooral uit Amsterdam, Sevilla en Cadiz. Voor de vervaardiging van luxe meubels bestaat in Antwerpen in de zeventiende eeuw een grote behoefte aan exotische houtsoorten.24 Door de VOC aangevoerde soorten als sappan-, ceder-, sandel- en campechihout worden gebruikt voor in- en oplegwerk. Met ebbenhout bekleedt men spiegel- en schilderijlijsten en meubels als scribanen en cantoorkens.25 Bewaarde brieven tussen de Antwerpse kunsthan delaar Matthijs Musson en zijn Middelburgse agent Baudouin Mattheus geven een duidelijk beeld van de gang van zaken bij de aankoop van exotische houtsoorten.26 Tussen 1652 en 1658 koopt Mattheus voor Musson een aantal malen partijen ebbenhout. In november 1652 stuurt hij hem twintig blokken, in februari 1654

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 13