BETWIST GEZAG 69 schip te laten repareren, van Monteiro geen goederen verkopen. Ten einde raad besloot hij tot de verkoop van het kleinere schip, de Mercurius, dat inmiddels de haven was binnengevaren. In eerste instantie werd de verkoop goedgekeurd door de inspecteur van de koninklijke financiën provedor dafazenda). Monteiro maak te de verkoop echter weer ongedaan, omdat deze onwettig zou zijn.24 Gleisen, op zijn beurt, beklaagde zich erover dat de reparaties werden tegengewerkt en dat hij niet persoonlijk aan wal mocht om zo de bevoorrading van zijn schip te bespoe digen.25 Gleisens klaagbrief veroorzaakte een escalatie van het conflict. Spoedig na de mislukte verkoop van de Mercurius stelde Monteiro een ultima tum: de Don Carlos moest op 1 juli (in het midden van de winter) zijn vertrokken, anders zou het worden geconfisqueerd.26 De wederzijdse beschuldigingen stapel den zich op. Gleisen beweerde dat hem niets werd toegestaan; de gouverneur gaf de ene na de andere onuitvoerbare order. Monteiro beschuldigde Gleisen van tegenwerking: deze zou geen timmerlieden aan boord toelaten en het innemen van water weigeren.27 Terwijl Gleisen meende dat Nederlandse schepen beter zouden moeten worden onthaald in Portugese havens, aangezien beide landen op vriend schappelijke voet stonden, vond Monteiro dat Portugese schepen zeer slecht wer den ontvangen op Kaap de Goede Hoop. Het conflict tussen de Zeeuwse kapitein en de Braziliaanse gouverneur concen treerde zich op twee punten: autoriteit over de haven en overwicht in internatio nale betrekkingen. Monteiro meende dat hij kon bepalen wie de Don Carlos zou bevoorraden en repareren en hoeveel tijd daarvoor kon worden uitgetrokken. Gleisen wilde het heft in eigen handen houden. Hij vond dat hijzelf de prijs kon bepalen voor proviand en dat hij hiervoor net zoveel tijd kon uittrekken als hij wilde. Monteiro dreigde met confiscatie van de Don Carlos, waarop Gleisen rea geerde met de mededeling dat de Staten-Generaal represaillemaatregelen zouden treffen. Een confrontatie leek onvermijdelijk.28 De gouverneur matigde zijn opstelling enigszins, omdat hij een schip van een land waarmee Portugal vriendschappelijke betrekkingen onderhield, niet zomaar weg kon sturen. Hij versoepelde zijn houding en Gleisen mocht een maand lan ger in Rio de Janeiro blijven. De gouverneur werd opnieuw ongeduldig toen zeven Nederlandse zeelieden deserteerden en hun toevlucht zochten in een benedictij nenklooster.25 Bovendien kreeg Gleisen drie zeelieden van de Mercurius toege stuurd, die wegens illegale handel op Ilha Grande gevangen waren genomen.30 Monteiro was er nu volkomen van overtuigd dat de Nederlandse schepen maar ergens anders de moesson moesten afwachten.31 De gouverneur van Rio de Janeiro had nu genoeg redenen om de Zeeuwse kapi tein geen verder uitstel te geven. Op 1 augustus (late winter) werd de Don Carlos gedwongen uit te varen. Gleisen zeilde onmiddellijk naar Ilha Grande, ondanks de waarschuwing van Monteiro dat een dergelijke actie tot confiscatie zou leiden.32 Zodra de gouverneur bevestigd had gekregen dat de Don Carlos voor Ilha Grande voor anker lag, liet hij de kustwacht het Zeeuwse schip opbrengen. De kustwacht nam het schip zonder slag of stoot en bracht het naar Rio de Janeiro.33 De gou verneur confisqueerde de Don Carlos onmiddellijk en arresteerde de bemanning.34 De confiscatie van de Don Carlos bevestigde het gezag van de gouverneur over de Braziliaanse kustwateren. Het was een duidelijk signaal dat illegale handel door buitenlandse schepen niet zonder meer zou worden getolereerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 71