74 BETWIST GEZAG Voor de Portugese autoriteiten was de zaak hiermee afgedaan. Gesterkt door dit succes vertrok Jean Dansaint met een Zeeuwse bemanning namens de Corisco Compagnie naar de Minakust. De vreugde bleek echter van korte duur. Het jaar daarop ging de compagnie failliet toen de WIC een Corisco-schip opblies en hun fort nabij het eiland Corisco ontmantelde. Wederzijdse represailles volgden, maar die losten niets op. Ondanks het feit dat de MCC niets te maken had met deze strubbelingen, bracht deze verslechtering van de betrekkingen geen uitzicht op restitutie van de Don Carlos. De Nederlandse diplomaten gaven de zaak van de Don Carlos niet snel op. Na de beslissing in 1727 bleven de residenten vragen om de schadevergoeding. In 1730 leek het er even op dat de WIC en Portugal het op een akkoord zouden gooi en en dat daarmee ook de zaak van de Don Carlos tot een goed einde zou komen.64 Nadat die onderhandelingen mislukten, bleven de residenten van tijd tot tijd nog terugkomen op de Don Carlos-iaak, waarschijnlijk na petities van de Zeeuwen in de Staten-Generaal. De laatste petitie dateert uit 1782, 57 jaar na de confiscatie.65 De Portugese diplomaten bezweken niet onder de Nederlandse druk. Dom Luis da Cunha, de toenmalige Portugese ambassadeur in Den Haag, erkende dat de confiscatie van de Don Carlos in strijd was met de vredesverdragen, maar ook hij was van mening dat het optreden van de WIC restitutie onmogelijk maakte.66 Deze Portugese politiek was riskant, want de Staten-Generaal dreigden kaapbrie- ven te verstrekken aan de MCC. Het dreigement is echter nooit uitgevoerd. De herhaalde verzoeken van de Nederlandse diplomaten zijn terug te voeren op problemen met de verzekeringen. De Vlaamse verzekeraars wilden niet uitbetalen, omdat het schip verloren was gegaan door het onrechtmatige optreden van Gleisen.67 In Amsterdam kwam de zaak voor de rechtbank, daar scheen alles in der minne geregeld te zijn met een betaling van zeventig procent van de waarde van schip en lading.68 De zaak van de Don Carlos stond centraal in de veranderende machtsbalans in de zuidelijke Atlantische Oceaan. Portugal had minder van de Nederlanders te vre zen, aangezien zij alle troeven in handen had. Brazilië was de grootste markt voor slaven, het bezat goud en tabak, essentiële producten voor de slavenhandel en Braziliaanse handelaren waren zeifin staat hun slaven naar Brazilië te brengen. Het was niet meer de vraag of de Brazilianen slaven konden kopen op de Minakust, maar wie hun tegen de beste voorwaarden slaven kon leveren. De Portugese koning had er zelfs belang bij dat de betrekkingen met de Nederlanders zouden verslechteren. Dit dwong Braziliaanse handelaren om de Minakust te mijden. Ze zouden daar niet meer illegaal hun goud kunnen ruilen tegen slaven. Daarnaast zou dit een stimulans betekenen voor een militair beter beschermde Portugese sla venhandel direct vanuit Portugal. Dergelijke projecten liepen echter op niets uit, omdat ze geen steun uit Brazilië kregen. De Don Carlos-zaak had de gewenste uitwerking. Na 1725 meden Nederlandse schepen de Braziliaanse havens, directe handel tussen Nederland en Brazilië was nauwelijks meer mogelijk en buitenlandse handelaren werden gedwongen via Lissabon en Porto met de Portugese kolonie te handelen. De Republiek, de WIC en de MCC wilden noch konden een vuist maken tegen Portugal. De kosten daar voor waren te hoog en het zou ook de andere handelsbelangen met Portugal te veel schaden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 76