82 ANTI-ANNEXATIEBEWEGING Tegen Annexatie! Onmiddellijk na de wapenstilstand van november 1918 bereikte het negatieve beeld van Nederland in België een hoogte-, of zo men wil, dieptepunt. Dit lag, behalve aan de euforische sfeer na de overwinning, ook aan het verblijf in Nederland van de afgezette Duitse keizer Wilhelm II, de ongehinderde terugtocht van Duitse soldaten door Nederlands-Limburg en aan het feit dat heel wat Vlaamse activisten in het Noorden een onderkomen hadden gevonden.4 De kern van de Belgische lobby werd gevormd door het Comité de Politique Nationale (CPN), een rumoerige pressiegroep die in december 1918 werd opge richt door Pierre Nothomb. Het CPN voerde, aanvankelijk met discrete steun van buitenlandse zaken, campagne voor gebiedswinst. Het comité kon daarnaast reke nen op heel wat steun van vooral Franstalige politici, magistraten, academici en allerlei prominenten.' De Belgische regering had echter officieel nog geen stand punt ingenomen over de annexatieplannen. Pas op 11 februari 1919, bij de Vredesconferentie van Parijs, zinspeelde de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Paul Hijmans op de daadwerkelijke inlijving van Zeeuws-Vlaanderen.6 Ondertussen staken in Zeeuws-Vlaanderen allerlei geruchten de kop op. De reacties ter plaatse bleven dan ook niet uit. Ds. J.N. Pattist trok in een toespraak op 18 november 1918 in het Beursgebouw te Oostburg al fel van leer. In die bewuste redevoering bekritiseerde Pattist sterk de recente revolutiepoging van mr. P.J. Troelstra. Hij bracht deze in verband met de annexatieplannen ten aanzien van Zeeuws-Vlaanderen. Pattist riep op 'het veelkoppig monster dat revolutie heet te bestrijden. Het volk zou zich door die kleine groep met allerlei mooie praatjes kunnen laten verleiden. Verder was het volgens hem een goddeloze bezigheid en in maatschappelijk opzicht een misdaad om juist in deze tijd in het vrije Nederland zulke woelingen op te wekken. Wat hield dat gevaar voor de Zeeuws-Vlamingen volgens Pattist in? Hij was bang dat 'de legers zouden kunnen profiteren van oproer'. Hiermee bedoelde hij uiteraard het Belgische leger. Pattist dacht dat een revolutionaire stemming zou kunnen leiden tot grote verdeeldheid onder de Nederlandse bevol king. De Belgische annexionisten zouden dan mooi kunnen inspelen op die ver deelde gevoelens, door de Zeeuws-Vlamingen een betere toekomst in het vooruit zicht te stellen. Maar dan uiteraard wel onder de Belgische driekleur. De Belgen hebben inderdaad begin 1919 een halfslachtige poging gedaan om de Zeeuws- Vlamingen met economische beloften over te halen. Op deze Belgische campagne zal ik later terugkomen. Pattist besloot zijn betoog niet voor niets met de woor den: 'Zeeuwsch-Vlaanderen moet blijven een parel aan de kroon van Nederland. Geen revolutie maar evolutie.'7 Ds. Jacobus Nicolaas Pattist (1876-1946), geboren te Dreischor, was van 1914 tot 1921 Nederlands-Hervormd predikant in Aardenburg. Later werd hij inspec teur voor het lager onderwijs, eerst in Middelburg en in 1924 in Den Haag. Hij kan worden beschouwd als de grote leider van het Zeeuws-Vlaamse verzet tegen het Belgische annexionisme.8 De predikant was al tijdens de Eerste Wereldoorlog druk doende geweest de Zeeuws-Vlaamse identiteit uit te dragen. Zo gaf hij op 22 november 1916 een voordracht voor de Vaderlandsche Club, waarin hij betoogde dat 'de Noordelijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 84