84
ANTI-ANNEXATIEBEWEGING
historische feiten die Pattist gebruikte, kloppen op zich wel. Maar een brochure
vol 'ware' zinnen maakt nog geen wetenschappelijk werk. Vaderlandse en oran-
gistische gevoelens voeren de boventoon. Pattist heeft zichzelf en zijn spoedig hier
na op te richten anti-annexatiebeweging van de nodige ideologische munitie wil
len voorzien. Op de vraag hoe deze 'spontane' volksbeweging van de grond kwam
en functioneerde, zal hieronder in het kort worden ingegaan.
De dominee mobiliseert zijn discipelen
In december 1918 ontvingen alle burgemeesters in Zeeuws-Vlaanderen een
oproep van de Aardenburgse predikant.'7 Hierin vroeg hij alle 35 gemeenten zich
te verzetten tegen het annexionistische drijven van een deel der Belgische pers.
Pattist nodigde elke gemeente uit om met vijf vertegenwoordigers deel te nemen
aan een grote vergadering. Deze zou op 16 december te Schoondijke plaatsvinden
in hotel Rosevelt. Hij drong er bij de burgemeesters ook op aan om elke politieke
en godsdienstige richting van hun gemeente te laten vertegenwoordigen. Verder
benadrukte Pattist, dat de burgervaders zichzelf niet als vertegenwoordigers van
hun gemeente naar de vergadering mochten laten afvaardigen. 'Daar de burge
meesters zelf gezagsdragers van het staatsgezag zijn, komt het ons in de eerste
plaats gewenscht voor dat andere ingezetenen ter vergadering komen.' Kortom,
het moest een indrukwekkende manifestatie worden van het 'volk' voor buiten
land en vaderland.
Pattists oproep had het gewenste effect. Op Hulst en Clinge na waren alle
gemeenten uit Zeeuws-Vlaanderen op de vergadering present. In totaal kwamen
215 afgevaardigen opdagen. Rekening houdend met de opzettelijke afwezigheid
van alle burgemeesters, is het interessant om te kijken naar de sociaal-economische
achtergrond van deze vertegenwoordigers.18 Wie waren de 'dragers' van deze bewe
ging?
De grootste groep bestond uit landbouwers, 41 in totaal. Gezien het agrarische
karakter van Zeeuws-Vlaanderen hoeft dit geen verwondering te wekken. Verder
bevonden zich twintig schoolhoofden en andere onderwijzers in het gezelschap,
acht pastoors en zeven predikanten. Zij zouden uit hoofde van hun beroep een
aanzienlijke bijdrage gaan leveren in de propagandacampagne. Opmerkelijk was
dat zich onder de afgevaardigden geen lieden uit de arbeidersklasse bevonden.
Over het aantal vrouwen kan ik eveneens kort zijn: nul. Dit baarde de heer
Losubaart uit Den Haag zorgen.19 Enkele dagen later liet hij aan Pattist weten dit
geen goede gang van zaken te vinden. Dat Losubaart louter uit solidariteit met het
vrouwelijke geslacht handelde, waag ik te betwijfelen. 'Onder de vrouwen schui
len vele goede propagandisten om het zaakje warm te houden. Laten we aan
de Belgen doen zien, dat we in zake medezeggingschap der vrouwen een ruimer
beginsel volgen.' Toch weer een stukje propaganda dus: zo zou Nederland beter
overkomen in het buitenland. Tenslotte bevonden zich onder de afgevaardigden
slechts vier notarissen en een advocaat. De gegoede burgerij liet zich dus niet direct
in met de anti-annexatiebeweging.
Ook de (lokale) pers was aanwezig. Uit het verslag van een van deze bladen, De
Zeeuwsche Koerier, is te achterhalen wat zich tijdens die bewuste vergadering