Pecunia non Olet 92 ANTI-ANNEXATIEBEWEGING voor Nederland brengt ons hier samen. Niets zal ons kunnen scheiden.'49 Uit deze woorden kon men opmaken, dat de vorstin alle vertrouwen had in een goede afloop. Het bezoek was een goede manier om aan de buitenwacht te tonen, hoe verknocht aan Nederland de Zeeuws-Vlamingen waren. Tien dagen later ontving Pattist al een brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken over de uitgave van het album Nederland Een. In dat album werden ook foto's opgenomen van het recente bezoek van Hare Majesteit aan Zeeuws- Vlaanderen. Van dit album zouden duizend exemplaren in het buitenland worden verspreid.50 Het bezoek van het vorstenpaar was in feite niets anders dan een pro- pagandatocht geweest. Maar aan dat bezoek hing wel een fors prijskaartje. De activiteiten hadden de plaatselijke comités in grote financiële problemen gebracht. De campagnekassen waren leeg. Het comité uit Breskens had een schuld van 550. De rode loper die zij van de stoffeerder hadden geleend om Wilhemina gepast te ontvangen, was beschadigd. De stoffeerder eiste nu 300 van het comité voor de verkoop van het tapijt of 150 voor de reparatie ervan.51 En zo bleven de rekeningen binnenstro men. Waar haalde Pattist al het geld vandaan om de acties te financieren? Uit archiefonderzoek bleek dat dit voornamelijk met 'vreemd' geld gebeurde. Op 21 januari 1919 schreef secretaris Van Bortel een brief aan Pattist. In dit schrij ven gaf hij een financieel overzicht van de bijdragen van alle 35 gemeenten. Het hoofdcomité had tot dan toe ƒ2571,28 ontvangen.52 Dit was veel minder dan ver wacht. Een paar dagen later bevestigde het plaatselijk comité uit Hoek dat de men sen weinig geld gaven. Volgens de secretaris waren de inwoners bang dat hun geld 'verdween'.53 Vertrouwde de bevolking de leden van de anti-annexatiebeweging niet? Of was men bang dat bij een eventuele inlijving al het geld naar de Belgen zou stromen? Om campagne te blijven voeren, had Jacobus Pattist dus meer geld nodig. Bijna niemand wist dat de dominee een beroep kon doen op een financi eel netwerk buiten Zeeland. Door deze, deels geheime, connecties werd hij in staat gesteld om alle acties te bekostigen en eventuele tekorten te dekken. Ten eerste kreeg het algemeen comité indirect steun van de overheid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken hielp Pattist met de verspreiding van zijn bro chure. 'Gaarne zal ik van U opgaaf ontvangen van het aantal brochures, hetwelk U voor Rijksrekening zoudt wenschen te verzenden, alsmede van het bedrag der daaraan verbonden kosten', aldus de secretaris-generaal aan Pattist. Op deze manier kon het comité de brochures gratis verzenden.54 Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken deed een duit in het zakje en zorgde voor de verspreiding van tweeduizend exemplaren naar.België. Speciale aandacht werd geschonken aan een Franse vertaling, die naar de Belgische Kamerleden gestuurd zou moeten wor den.55 Het tweede netwerk bestond uit Zeeuwen die zich elders in Nederland hadden gevestigd. 'Hoewel we reeds lang den Zeeuwschen bodem hebben verlaten, voelen we ons toch nog zeer aangetrokken tot de provincie, waar we 't levenslicht aan schouwden', aldus voorzitter A.J. van Overstraten Dootjes.56 Hij had met 37 ande-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2003 | | pagina 94