EEN DOORE GEOPENT
9
bevolking in staat van verdediging gebracht door de invoering van landwachten
waaraan menigeen zich niettemin trachtte te onttrekken. Ter versterking stuurde
het gewestelijk bestuur eenheden soldaten naar bedreigde gebieden. Maar
daardoor kwam men van de regen in de drup: het vaak slecht betaalde, ruige
krijgsvolk plunderde niet minder hevig dan de geuzen.16 Dit alles betekende niet
dat vanuit het Zuiden helemaal geen acties naar het Noorden werden onderno
men. De Walcherse hoofdstad Middelburg hield tot 1574 mede stand dankzij
maritieme steun vandaar en pogingen tot ravitaillering.17
Toen rond 1575 de oorlogvoering geen resultaten had opgeleverd, grepen gema
tigde leiders aan beide zijden de kans vrede te realiseren tussen het gezag te Brussel
en de Hollands-Zeeuwse opstandelingen: de Pacificatie van Gent. Op basis daar
van werd vervolgens tussen de gewesten een 'Generale Unie' gesloten. De
Westerschelde was nu niet langer frontlijn, maar weer gewoon gewestelijke grens
tussen Vlaanderen en Zeeland. Maar de Pacificatie was zwak, niet alleen omdat de
tekst voor meerderlei uitleg vatbaar bleek, maar ook omdat Filips II als landsheer
geen toestemming voor de onderhandelingen had gegeven.18 Het verdrag werd
bovendien op de proef gesteld door ontwikkelingen in Vlaanderen zelf. Volgens de
Pacificatie mocht alleen in Holland en Zeeland het calvinisme openbaar worden
beleden. Desondanks vestigden calvinisten in 1577 in Gent een eigen stadsrepu-
bliek met de bedoeling het hele graafschap om te vormen tot één calvinistische
staat. Groepjes radicale aanhangers trokken het graafschap door, steun zoekend bij
plaatselijke geestverwanten, beelden brekend, kerkgebouwen voor zich opeisend
en weldra plaats voor plaats het lokale gezag aan zich trekkend. Ook in Sluis gre
pen zij de macht."
Een en ander leidde tot het uiteenvallen van de Generale Unie en de vorming
van twee tegengestelde, 'nadere unies'. Deze beide unies die van Atrecht en van
Utrecht betoogden te blijven binnen de overeenkomsten, vastgelegd in de
Pacificatie. Het gecalviniseerde Vlaanderen sloot zich aan bij het Utrechtse ver
bond. Het gewest toonde echter zijn verwarring door niet als één geheel toe te tre
den. De grote steden zetten de stap elk afzonderlijk: Gent reeds op 4 februari
1579, leper op 10 juli, en zowel Brugge als het noordelijke platteland het Vrije
van Brugge waartoe ook Sluis behoorde pas op 1 februari 1580.20 Andere
Zuidelijke provincies verzoenden zich met de hoogste vertegenwoordiger van
Filips II, de landvoogd Alexander Farnese, de latere hertog van Parma.'1
Met het optreden van de militair en diplomatiek begaafde Parma kwam een eind
aan de nagestreefde matiging. Niet dat de landvoogd op geweld uit was, maar hij
had militaire middelen nodig om zijn doel, herstel van de rust in de Nederlanden
onder het gezag van Filips II, te bereiken. Eerst zou hij het Zuiden herwinnen; de
noordelijke provincies moesten in tweede instantie volgen. In de eerste jaren na de
uniesluitingen concentreerde hij zich op de kleinere Zuidelijke gewesten, vanaf
vooral 1583 waren Vlaanderen en Brabant aan de beurt. Zijn tactiek was duide
lijk. De grote steden zou hij pas aanpakken, nadat hij eerst het platteland en klei
nere stadjes eromheen had veroverd. En steeds trachtte hij de bevolking met zich
te verzoenen door soepele regelingen voor terugkeer naar Filips II aan te bieden.
Zo kreeg hij in juli 1583 met Duinkerken, Nieuwpoort, Menen, Veurne en
Diksmuiden het westelijk kustgebied in handen. Later in het jaar volgde de
Vlaamse noordoostkust met Sas van Gent, Axel en Hulst. leper, Brugge en Gent,