36
EEN DOORE GEOPENT
werking tussen Noord en Zuid, zoals die van september 1604, kregen hierdoor
steeds meer een propagandistisch karakter.
Dit betekende dat ook de veroveringen buiten de grenzen van de Republiek,
zoals die van Sluis, een andere betekenis kregen. Zij waren niet langer bruggen
hoofden om de vijand tot ver in zijn eigen gebied terug te slaan. Zij werden nu
vooruitgeschoven posten om vijandelijke aanvallen reeds buiten het Staatse kern
gebied op te vangen, om het eigen territoir te verdedigen door 't'oorloge op
svyants bodem te diverteren'. Dat gold vooral in Vlaanderen en Brabant. Het idee
begon vorm te krijgen dat een buffer rond de Zeven Provinciën nodig was, een
idee dat ten tijde van Frederik Hendrik stelselmatig zou worden gerealiseerd.140
Stellig golden bij deze verandering van visie verschillende prioriteiten. Dat was
al tijdens de veldtocht tegen Sluis gebleken. De Staten-Generaal verplaatsten
gemakkelijk troepen van de ene frontier naar de andere, omdat de soldaten daar
naar hun mening op zeker moment nog harder nodig waren. Admiraliteiten deden
hetzelfde met oorlogsschepen. In oktober 1602 bijvoorbeeld, toen nieuwe Spaanse
galeien al voor de Franse kust waren gesignaleerd, maar nog niet in zicht waren,
wilde de Admiraliteit van Rotterdam haar schepen toch maar van het aanstaande
strijdtoneel weghalen, omdat hun aanwezigheid voor Vlaanderen meer gewenst
zou zijn.141
Zulke handelingen door instellingen, die overzicht over alle zeven gewesten
moesten houden, strookten dikwijls niet met de opvattingen van een méér belang
hebbende, een afzonderlijke provincie of stad. Zo liet Friesland op 11 juli 1604,
dus precies tijdens het beleg van Sluis, weten dat er troepen naar het uiterste noor
den moesten komen om Emden te beschermen. Dat had voorrang, schreven de
Friezen, 'aengesien deese Vereenichde Provinciën nijet min aende behoudenisse
van deese Stadt gelegen es als aende conservatie van Oostende'.142 Soortgelijke
gevoelens leefden onder de Zeeuwen in 1604. Algemeen was bekend, schreven van
hun kant de Staten-Generaal, 'hoevele dat de provincie van Zeelant in 't particu
lier dairane gelegen is, dat de belegeringe van De Sluys geluckelijck werdde uuyt-
gevoert'. Zeeland moest dus op tijd aan zijn financiële verplichtingen voldoen.
Maar de Zeeuwen op hun beurt brachten de generaliteit steeds maar onder ogen,
hoeveel extra kosten zij maakten, hoezeer juist zij als frontier voor de hele Unie
klappen opvingen, en juist Sluis in het bijzonder een geweldige bedreiging was
geweest. Het was dus uiterst onverstandig, voor de hele Republiek, om uit
Vlaanderen soldaten weg te halen.143
Het was déze al enige tijd veranderende visie die bij de meeste Noord-
Nederlandse tijdgenoten de waardering voor de inname van Sluis in 1604 bepaal
de, niet een streven om het verlies van Oostende weg te moffelen. De secretaris
van de Raad van State, Christiaen Huygens, vatte de nieuwe opvattingen helder
samen in de Generale Petitie voor het jaar 1605. God almachtig heeft vergund,
schreef hij, dat de Republiek 'niet alleen een vaste voet heeft gecregen in het
importantste quartier van de provincie van Vlaenderen, maer oock daerby verovert
de Stadt van Sluyse, met alle de conincklicke toerustinge van de galeyen'. Daarmee
was een eind gemaakt aan de schade die door de galeien was toegebracht aan han
del en scheepvaart van alle provinciën. Bovendien werd hiermee voorkomen dat
de vijand, wiens belegering van Oostende niet te doorbreken was geweest, vanaf
de Vlaamse kust het Noorden nog meer economische schade kon toebrengen.