Winst en verlies 51 De lotgevallen van Sluis in het begin van de zeventiende eeuw waren nauw ver bonden met deze van heel kust-Vlaanderen en in het bijzonder van Oostende. Die havenstad was rond 1600 stevig in Staatse handen. Ze diende niet alleen als uit valsbasis voor strooptochten op het omliggende platteland, tot aan de poorten van Gent toe, wat de Republiek aardig wat inkomsten opleverde, maar ze vormde bovendien een belangrijke schakel in offensieve acties in Vlaanderen. Vooral Oostende maakte, als een luis in de Spaanse pels, dat de oorlogshandelingen zich voor het grootste deel bleven afspelen in het Zuiden en dat het grondgebied van de Republiek zelf minder de oorlogslast te dragen kreeg. Afgezien van de vraag of Maurits en later Frederik Hendrik al dan niet geïnteresseerd waren in een verdere verovering van Vlaams grondgebied dat is dan de interne Staatse keuken is het onmiskenbaar zo dat het bezit van Oostende voor de Republiek meer voordelen inhield dan nadelen. Prins Maurits' Tocht in Vlaanderen van 1600 en de Slag bij Nieuwpoort noopten de regering in Brussel, opgejaagd door de Zuid-Nederlandse Staten-Generaal, tot actie. Zolang het Oostendse Geuzennest niet was uitgerookt, kon de veiligheid van de aartshertogelijke onderdanen immers niet worden gegarandeerd. De Geestelijk heid en de Vier Leden van Vlaanderen wilden hiervoor ook veel geld op tafel leg gen en maakten geen enkel probleem van het betalen van hoge beden.1 Meteen na het vertrek van het Staatse leger in juli 1600 liet aartshertog Albert daarom Oostende omsingelen en belegeren. Voor de aartshertogen zou Oostende een belangrijke symbolische aangelegenheid worden, die pas meer dan drie jaar later haar beslag zou krijgen. In een poging Oostende te ontzetten, landde Maurits eind april 1604 op de oostkust van het huidige Zeeuws-Vlaanderen. Hij veroverde Cadzand, Aarden burg en IJzendijke gemakkelijk, maar tot bij Oostende kwam hij niet. Daarom richtte hij zijn pijlen op Sluis. Deze stad was echter op een belegering voorbereid. Professor Van Deursen zegt hierover in zijn biografie van Maurits van Nassau dat deze de stad zo sterk achtte, dat ze volgens hem 'niet met geweld gewonnen kon worden' en dat het 'de enige maal is geweest dat Maurits noch met het kanon noch met de schop een vesting tot de overgave dwong'. Maurits zou Sluis hebben uit gehongerd.2 Andere auteurs zijn echter van mening dat de prins van Oranje de Zwinstad op de knieën kreeg middels een beleg geheel volgens de regels van de kunst.3 Ook bronnen aan Spaanse zijde doen vermoeden dat het niet zozeer de honger is geweest die de belegerden tot de overgave had gedwongen, maar dat de bevelvoerende officier in Sluis de strijd eerder uit lijfsbehoud voortijdig had gestaakt, nadat hij had vastgesteld dat verschillende pogingen tot ontzet waren mislukt.4 Op aandringen van de bisschop en de magistraat van Brugge' had het Spaanse leger hoewel tegen de mening van de markies van Splnola in, want die

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 53