52
DE GRENS VERLEGD
wou blijvend prioriteit geven aan het beleg van Oostende6 inderdaad meerdere
keren gepoogd de stad te bevrijden, maar tevergeefs. Sluis gaf zich over op 20
augustus 1604 en kwam aldus in Staatse handen. Maurits kon anderzijds niet ver
hinderen dat Oostende overging naar Spanje. Het Staatse garnizoen tekende er de
overgave op 20 september 1604.
Oostende werd Spaans, Sluis werd Staats. Voor de fel belaagde aartshertogen was
de val van Oostende een overwinning van grote betekenis. Niet alleen hadden ze
daarmee op de valreep hun geloofwaardigheid weten te redden zowel naar hun
Zuid-Nederlandse onderdanen toe als naar de Spaanse beleidsmakers, die zich al
een tijdlang vragen stelden bij de geschiktheid van Albert als staatshoofd en leger
leider maar het Brugse Vrije was voortaan een stuk minder onveilig, en boven
dien beschikte het Zuiden nu over een bijkomende zeehaven.7 Met Oostende goed
en wel in handen, leek aan de voorwaarden te zijn voldaan om met het Noorden
te gaan onderhandelen.8 De val van Oostende mag daarom, samen met de inter-
nationaal-politieke ontwikkelingen die hebben geleid tot de Vrede van Londen,
worden gezien als een belangrijke stap op weg naar het Twaalfjarig Bestand, maar
meteen ook als een onomkeerbare stap in de richting van de definitieve scheiding
tussen Noord en Zuid.
Veel minder aangenaam voor Spanje was het verlies van het noordelijke hoekje
van kust-Vlaanderen gevormd door Aardenburg, IJzendijke, Cadzand en Sluis. In
de Republiek werd dit wapenfeit op gejuich onthaald en gezien als een waardige
compensatie voor Oostende. In Van Meteren lezen we immers dat 'aangezien de
Verenigde Provinciën Sluis nu in handen hebben, zij hierdoor de oorlog in
Vlaanderen kunnen brengen, wat maakt dat het verlies van Oostende eigenlijk
niet zo erg is'. De in het Vlaamse Deinze geboren Staatse publicist Willem Baudart
ging nog een stapje verder en schreef dat 'het verlies van Oostende met deze vic
torie dubbel en dik gecompenseerd is, want Sluis is zelfs beter geschikt om
Vlaanderen in contributie te houden dan Oostende'.'' Of de winst opwoog tegen
het verlies laat ik in het midden, maar wel is zeker dat met name Zeeland nu een
veilige bufferzone voor zich kreeg, wat dit gewest minder kwetsbaar maakte voor
eventuele Spaanse invallen.
Om er een idee van te krijgen wat de Staatse verovering van Sluis in het Zuiden
teweegbracht, kunnen we onder meer ons oor te luisteren leggen bij Ottavio Mirto
Frangipani, de eerste pauselijke nuntius in de Zuidelijke Nederlanden en ex officio
geïnteresseerd in alles. In zijn briefwisseling met Rome komt de kwestie meermaals
ter sprake. Zo schreef hij enkele dagen na de capitulatie van Sluis aan de kardinaal
staatssecretaris Aldobrandini dat het verlies van Sluis een domper zette op de ver
wachte capitulatie van Oostende. De Staten van Vlaanderen waren daarop
onmiddellijk en motu propio te Brugge in conclaaf gegaan om zich te beraden over
de crisis en ze spaarden tijdens dit overleg hun kritiek aan het adres van Albert en
de Spaanse officieren niet. De nederlaag werd gezien als een voorbode van nog
meer onheil. De nuntius, evenzeer bevreesd voor bijkomende Staatse successen,
vroeg de paus zelfs om tussenbeide te komen bij Albert en Isabella, en hun te vra
gen 'niet langer naar slechte raad te luisteren [bedoeld werd de mening van de als
incompetent beschouwde Spaanse officieren] maar meer oor te hebben voor wat
de Vlamingen zelf zegden'.10 De Vlaamse kritiek vond zelfs weerklank in Spanje,
aangezien koning Filips III korte tijd later het bevel gaf een onderzoek in te stel-